811 „felle stroom der Atjeh-rivier bij hoogen waterstand kon den opvoer van „een en ander naar Kota Radja vertragen. De voortgestuwde Chineesche „prauwen, die voor den overvoer der verschillende benoodigdheden bestemd „waren, werden met dwangarbeiders bemand. Ofschoon aan elke prauw „een geleide werd gegeven, was het toch niet mogelijk, op die vaartuigen „een behoorlijk toezicht uit te oefenen. De ondervinding heeft dan ook „geleerd, dat slechts zelden een lading dranken- of blikken met eetwaren „in haar geheel werd ontvangen. Zoowel voor particulieren als voor den „staat bleken de meeste kisten, bij onderzoek, te zijn opengebroken en „gedeeltelijk van den inhoud beroofd. Deze roovenjen werden stelsel matig en in het groot gepleegd. Door toevallige omstandigheden werd „eens op het moerasachtige en dichtbegroeide terrein, dat de oevers der „Aroesan begrenst, door een onzer patrouilles eene benting ontdekt, met „eene borstwering van klapperhouten stijlen, waarin eene groote hoeveel heid ledige flesschen en blikken bussen lag opgestapeld. Meer dan waar schijnlijk door weggeloopen dwangarbeiders gemaakt, diende deze benting „tot een veilig oord der roovers, waar de buit verdeeld en verteerd werd. „"Welke maatregelen ook genomen werden voor het tegengaan dezer „rooverijen, zij zijn nimmer belet kunnen worden; iedereen moest daarin „berusten en die beschouwen als het gevolg der primitieve toestanden, „waarin men toen nog in Atjeh verkeerde (1)". En wanneer nu maar met dat alles de trein aan zijn bestemming beantwoord had, dan zouden die belangrijke uitgaven althans goede vruchten hebben afgeworpen, maar dat is allerminst waar. Wanneer men hetgeen daaromtrent bekend geworden is nagaat of slechts eenige ondervinding ter zake heeft opgedaan, zal moeten worden toegegeven dat de militaire operatiën, naar en van welken duur ook, steeds zijn vertraagd, belemmerd of belet door den onvoldoenden toestand van den trein; bij krijgsverrichtingen van eenigen duur is er bijna geen dag voorbijgegaan zonder dat die invloed zich heeft doen gevoelen en over het geheel genomen staan de onvoldoende resultaten van den geheelen Atjeh-oorlog in rechtstreeksch verband met de slechte werking en den onvoldoenden toestand van den trein. Om slechts een voor beeld te noemenna het geheel veroveren van Groot-Atjeh en den tocht naar Selimoen en Lamtoba (1879 en 80) zijn verdere opera tiën, die tot een feitelijke beëindiging van den oorlog hadden kunnen (1) Kolonel Meijer. Atjeh van 26 December 1875 tot 4 September 1876.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 330