319
medewerken en den ondergang der onzen voltooien. Schijnbaar met
ons bevriend, zal zij bij de eerste nederlaag het masker afrukken en
in een verwoeden vijand veranderen. Zij moet trouwens wel vijan
delijk tegen ons optreden, al zoude zij anders wenschen, want deed
zij dit niet, zoo zou zij eene vreeselijke wraak te duchten hebben.
Eene vervolging wordt niet gestaakt. Allen, die hetzij gekwetst
of ongekwetst in hunne handen vallen, moeten na het ondergaan der
wreedaardigste martelingen, als het afkappen van handen en voeten,
het uittrekken der tong en andere pijnigingen, te wreed om te be
schrijven, sterven. Geen pardon wordt gegeven, want genade is een
den Inlandschen vijand onbekend woord. Beter is het dan ook door
eigen kameraden te worden gedood, dan in hunne handen te vallen.
Bagage, wapens, munitie worden medegenomen en de patroontas-
schen onzer soldaten op het zorgvuldigst doorzocht.
Zulk eene nederlaag, waarop eene vervolging volgde, onderging
gedurende den Java-oorlog eene troepenmacht onder bevel van den
kapitein Buschkens. Den 3en September 1825 raakte hij, ongeveer 4
paal voorbij kampong Mintering, slaags met den vijand, die persoonlijk
aangevoerd werd door den regent van Serang. Niettegenstaande de
dapperheid van de kleine macht, waarbij zich 16 Semarangsche vrij
willigers te paard hadden aangesloten, was Buschkens genoodzaakt
den terugtocht aan te nemen. In den beginne geschiedde het terug
gaan in de meest volmaakte orde, maar bij een riviertje gekomen,
alwaar de kleine brug door den vijand was weggenomen, moest de
stroom doorwaad worden. Nu ontstond verwarring; de vijand zat de
colonne dicht op de hielen en een paar veidstukjes vielen in zijne handen.
Yooral tengevolge van de hardnekkige vervolging werd de wanorde
zoo groot, dat de Madureezen hunne wapens wegwierpen en den vijand
toewuifden en dat soldaten en matrozen de paarden der officieren
wilden bestijgen om des te spoediger te kunnen vluchten.
Toen gaf kapitein Buschkens vergunning, dat iedereen een goed
heenkomen kon zoeken, doch weinigen slaagden er in hun leven te
redden, vervolgd als zij werden door den vijand.
In het laatst van 1826 stiet de majoor Sollewijn bij zijnen marsch
van Bantool naar Krapiak op eene vijandelijke colonne, sterk 3000
man, onder bevel van Dipo Negoro. Reeds was de vjjand terugge-