3B0
bevelhebber beval de noodige voorzorgen om den brand te voorkomen
of te blusschen en om schadelijke gevolgen te vermijden. Op ver
schillende punten werden bamboezen ladders en bamboezen spuiten
geplaatst, terwijl het bed van de rivier Ajer-melando, welke vóór langs
de redoute stroomde aan de infanterie was aangewezen om zich aldaar
op te stellen. De munitiën werden met uitzondering van tien schoten
voor ieder stuk en twee vaatjes infanteriepatronen naar andere
bewaarplaatsen overgebracht.
Die voorzorgen waren niet overbodig, want in den avond van den
9en November gelukte het den vijand bij eene donkere lucht de
redoute te bekruipen en op verschillende plaatsen gelijktijdig in brand
te steken. Alle pogingen, om den brand te stuiten, waren vruchteloos
de artillerie bracht de nog voorhanden munitie zooveel mogelijk in
veiligheid en de infanterie begaf zich naar de haar aangewezen plaats.
Eenige oogenblikken later sprong het buskruitmagazijntje met de
weinige daarin achtergebleven munitie, waaronder eenige gevulde
granaten in de lucht. De naastbijgelegen redoutes zonden oogen-
blikkelijk ondersteuning en het mocht den Padries niet gelukken de
vóór de brandende verschansing in de rivier opgestelde infanterie
vandaar te verdrijven. Zoodra de verminderde gloed zulks toeliet,
hernam de artillerie haren post bij de stukken en de infanterie ging
naar het banket. De vijand werd genoodzaakt achter zijne verschansingen
terug te trekken.
Bij den aanval op onze bivakkeerende troepen te Kasoemba werd
de kampong door de Baliërs op vele plaatsen in brand gestoken,
ten einde onze troepen te noodzaken deze te verlaten. De vijand
was echter zeer in zijn nadeel, daar onze infanterie en vooral artillerie
in staat waren hem bij de heldere verlichting gevoelige verliezen toe
te brengen.
Gedurende den Pasoemah-oorlog werd onze post te Gelong-sakti met
totale vernietiging bedreigd, doordat de gebouwen in brand geraakten
de vijand had duiven losgelaten en aan de pooten dezer dieren bran
dende stoffen gebonden.
De Dajakkers schoten pijlen, welker punten met brandende kapok
waren omwonden.
De Atjehers waren ook niet afkeerig van brandstichten.