342
levering, op een matig traktement voor bijv. twee jaren naar Indië
te gaan.
Ook dit advies werd bij ministerieele depêche dd. 15 November
1889 La. C. N°. 2/2074 naar Indië overgebracht met de aanteeke-
ning dat, indien het Legerbestuur het gebruik van een ballon captif
inderdaad mocht noodig achten, gaarne mededeeling zou worden ont
vangen, of en zoo ja hoe van de diensten der meergenoemde aëro
nauten gebruik zou kunnen worden gemaakt.
Eene overweging der beide bovengenoemde ministerieele depêches en
der voor- en nadeelen, verbonden aan het gebruik van ballons captifs
in Indië in het algemeen en in Atjeh in het bijzonder, leidde het
Departement van Oorlog tot de conclusie dat de Civiele en Militaire
Gouverneur van dit gewest in de eerste plaats bevoegd en aange
wezen was om te beoordeelen, of de goede diensten, welke de ballon
captif daar zou kunnen bewijzen, tegen de kosten kunnen opwegen.
Bij missive dd. 22 April 1890 N°. 551/13 werd door ZHEG.
onder overlegging eener nota van den gewestelijken artillerie
commandant, den majoor J. J. K. de Moulin, een advies ter zake
uitgebracht. De strekking van dat advies was als volgt
Het nut, dat in de tegenwoordige omstandigheden te Atjeh van een
ballon captif getrokken kan worden, is van weinig beteekenis en eene
aanschaffing daarvoor alleen zou moeten worden ontraden wegens de
vrij aanzienlijke kosten.
Echter kunnen zich ook in Atjeh gevallen voordoen, waarin van
zoo'n ballon belangrijke diensten kunnen worden verwacht.
Dadelijke aanschaffing van ballons met toebehooren werd niet aan
bevolen, maar voor het geval het Legerbestuur het in vele gevallen
en omstandigheden te trekken nut van ballons captifs groot genoeg
acht, om de daaraan verbonden vrij aanzienlijke uitgaven te recht
vaardigen, zouden voorafgaande proeven moeten worden genomen,
waartoe Atjeh de aangewezen plaats werd geacht. Die proeven
zouden echter moeten worden voorafgegaan door een gedetailleerd
onderzoek der kwestie, op te dragen aan een officier van het Indi
sche leger met verlof in Europa.
Het Legerbestuur meende echter voorloopig nog geen voorstel te