410 bergartillerie te diep tusschen de zijwangen, waardoor het soms moeielijk is aan te vatten. Bovendien klemt de opzet er tegen aan bij het vuren op kleine afstanden. (1) Ook zit de opzet de rechterhand van den richter bij het aanvatten van het stelrad erg in den weg. Dit is een reden waarom zoovele richters dit rad met de linkerhand aanvatten, hetgeen Diet bevorderlijk is voor het vlugge richten. Men moet wel bedenken dat bij de kleine berg- kanons juist de grootste kanonniers zijn ingedeeld, en het voor die menschen al heel lastig is om zich als 't ware bij het richten op te vouwen. Al deze bezwaren zijn slechts te verhelpen door eene geheel andere stelschroefinrichting aan te brengen, bijv. eene zooals bij de Ned. veldaffuit van 8cm Br. wordt gebezigd. Wat de wijziging in élevatie door middel van het stelrad betreft* zij opgemerkt, dat dit bij de bergartillerie niet dan met veel juist heid moet geschieden, daar iedere kwartslag nog al eene belangrijke wijziging teweegbrengt. Deze wijzigingen zijn ongeveer als volgt: van 400900 M voor iederen kwartslag 137 Meter van 9001500 1.25 van 15002000 100 en daarboven minder. Verdeelt men nu het stelrad door het aanbrengen van lcerfstre- pen in 10 gelijke deelen, dan geeft ieder dezer deelen eene wijziging volgens bovenstaande afstanden respectievelijk van 55, 50 en 40 M. Op de meest werkzame afstanden kan men dus op 50 M. re kenen. Op de-ze wijze kan men met het stelrad vrij nauwkeurig de E. veranderen, beter ten minste dan op de tegenwoordig voorge- schrevene wijze (voor Veldart.). Ook zou men de juistheid dezer richting bij de veldartillerie kunnen bevorderen door het stelrad in acht deelen te verdeelen, waarvan ieder deel dan eene wijziging van 50 M. geeft. Bij het richten drukt men dan den nagel van den duim in één der inker vingen en draait het rad rond totdat de nagel in de volgende kerf stuit. (1) Dat dit bezwaar niet is ontdekt bij de keuring- der vuurmonden te Essen, is zeer raadselachtig-.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 429