428 Ia de eerste plaats moet bij voorkeur onder dekking der duisternis de aanvaller in de genomen stelling hindernissen en tirailleurloop graven maken en tegelijk gevechtsvoorposten en patrouilles uitzen den; intactereserven versterken thans destormcolonne, die geleden heeft. Yoor dat alles is alle tijdwant de algemeene bevelhebber kan zich des nachts eerst langzaam een beeld maken van den geheelen geyechts- toestand, en vóór dien tijd is „planloses Nachlaufen zu vermeiden". Het vuurgevecht van den verdediger. Eerste eisch per compagnie moet een blik lichtverf aanwezig zijn en eenige geïmproviseerde schietbokken, berekend op het onveilig maken van een strook van 200—700 M. vóór de versterking. Het minste wat men doen kan, is het opstellen vóór den hoofdtoegang van eenige naar achteren lich tende latten, waar onderdoor gevuurd wordt. De artillerie schiet indi rect, overeenkomstig hare gegevens bij dag berekend of verkregen. Op korten afstaud brengen infanterie-salvo's in den aanslag bijna altijd den vijand tot staan; tegen het beschieten eener eigen afdee- ling, die een tegenaanval doet, moet gewaakt worden. De verdediger ontruimt tijdig zijne stelling zonder vrees voor ver volging door vuur, echter wakende tegen oplossing, gevangenname en afdwaling zijner manschappen. Uitvallen gedurende het gevecht worden in den regel niet gedaandoch beveelt Brialmont aan, den vijand te verleiden tot schieten op zijne eigen troepen, door kleine afdeelingen in den vorm van sterke patrouilles uitvallen te laten doen, waarna zij snel worden teruggetrokken. De verliezen zijn aan beide zijden doorgaans beschamend klein, vooral aan de zijde van den aanvaller; het verlies van het moreel en van de formatie beslist. Een nachtgevecht volkomen feldmassig te beoefenen, is niet mogelijk; voldoende is het beoefenen van de aanvalsbeweging over circa 1 KM. door een geformeerden troep; verliest die troep zijne formatie niet, dan kan hij geoefend worden geacht. Dat is echter moeilijker dan men denkt. Onnoodig hierbij te voegen, dat aan de oefening eene onderstelling moet ten grondslag liggen, en dat voor eene systematische beoefening van naehtmarschen en -gevechten slechts geleidelijk de moeilijk heden mogen vergroot worden, zal de oefening vruchten dragen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 447