442 voorbijgaan den oudere bijv. ongepast aanzien, iets ongepast toeroe pen of den rug kunnen toedraaien. In een ander geval, wanneer zij zich niet „te zamen" bevinden, kan de jongere den oudere op ongepaste wijze schrijven enz. Beter ware het, dunkt ons, dien tusschenzin aldus te veranderen: „dat tusschen militairen van denzelfden rang of graad." b. Op den 6ei1 regel van boven dient tusschen de woorden „diensttijd" en „aan" ingelascht te worden„en bij gelijken diensttijd de jongere in leeftijd." Immers de gevallen kunnen zich gemakke lijk voordoen dat twee militairen even lang in dienst zijn en gelijken datum van aanstelling in rarig of graad hebben. Art. 5. In de eerste alinea wenschten wij wel te doen vervallen de woorden: „op eigen verantwoordelijkheid." Het kan toch geen ornst zijn om de verantwoordelijkheid op de schouders van den mindere over te dragen, daar waar de bevelen van den meerdere in de toepassing te kort schieten. Het is wel is waar in vele gevallen voor den meerdere niet wel mogelijk om zijne bevelen zoodanig te geven, dat deze in alle om standigheden kunnen voorzien; als in dat geval de mindere handelt in den geest van de ontvangen onvoldoende bevelen, dan heeft hij, dunkt ons, zich vrij wel van zijn plicht gekweten, en moeten alsdan de gevolgen niet nog voor zijne rekening komen. Kan echter aan getoond worden dat de mindere gehandeld heeft niet in den geest dei- gegeven bevelen, dan blijve ook alles voor zijne verantwoordelijkheid. Art. 7. Als de kapiteins en luitenant-adjudant het voorloopig arrest opleggen aan minderen, welke niet tot hunne compagnie en den kleinen staf behooren, zoo is het rationeel te noemen dat zij daarvan rekenschap moeten doen aan den commandeerenden officier. Doch niet wanneer die minderen behooren tot hunne onderhebbende compagnie, aan gezien zij zelve de bevoegdheid tot het opleggen van straffen hebben. Ook ware het juister in stede van kapiteins te bezigen het woord „compagniescommandanten", daar, bij afwezigheid van den kapitein, een luitenant compagniescommandant is. Art. 8. Hierbij had nog moeten opgenomen worden dat de tamboer en hoornblazers, alsmede de infanteristen le klasse gelijkelijk over de sectiën van hun landaard moeten worden verdeeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 461