471
sterke of eene wellicht nog sterkere infanteriemacht der eigen partij,
in de werkelijkheid zal de overbrugging onder die omstandigheden
wel niet kunnen worden uitgevoerd en zal men den regel in toepas
sing moeten brengen om den vijand omtrent het ware overgangspunt
te misleiden, of, zoo de overgang nergens anders mogelijk is, den
tegenstander op het gegeven punt verjaagd dan wel in die mate gede
moraliseerd moeten hebben dat zijn wederstand gebroken is. Hoe zal men
bij eene oefening dit laatste op logische wijze willen voorstellen, zonder
dat het gezond verstand daartegen in verzet komt? Zoo weinig kan
men zich voorts in de werkelijkheid verplaatst denken, dat de acht
brugleggers, na volbrachte taak, met de aanrukkende makkers mede
ten aanval oprukken. En zelfs al zou hier het gezond verstand voor
een oogenblik de overhand verkrijgen, gelijk ik mij voorstel dat bijv.
bruglegger Pieters echter meer uit gemakzucht zijne makkers zal
hebben aangemaand: „als de brug leit, dan wij doodvallen,jongens"
dan maak ik me sterk dat de geest, die onze oefeningen kenmerkt,
terug wordt gevonden in het antwoord van medebruglegger Willems:
„ik zou je blazenzeg, ik zijn gisteren eerst ontslagen uit den nor",
ten bewijze dat het goede oordeel den domper wordt overgeleverd.
Manoeuvreer naar hartelust, doch, zooals ik reeds aanstipte, wei meer
gemoedelijkheid, d. w. z. minder met het in 't oog springende doel om bij
de mindere aanvoerders een enkele fout, zelfs de nietigste niet onopge
merkt te laten; met meer oordeel en hiermede bedoel ik dat bij de bedoelde
oefeningen meer het oogmerk behoort voor te zitten om allen te harden in
Ausdauer en de aanvoerders tot besluitvaardigheid en het verkrijgen van
een goeden terreinblik op te kweeken, doch men vermijde alle Kreuz-
schnabelerij door te streven naar realiteit, die geen mensch een dui
delijk beeld zal kunnen geven van de werkelijkheid. Deze te leeren
kennen, is alleen mogelijk op het oorlogsterrein.
En dan dat streven naar volmaaktheid om geene andere beweeg
reden te noemen waarmede wel eens na afloop van of zelfs nog
staande de manoeuvre op de kaart als 't ware met den dubbelen
decimeter in de 6and wordt nagegaan, of de opvolgend aangenomen
formatiën niet strijdig zijn met de daarvoor in het voorschrift aan
gegeven afstanden
Ik verwijs naar mijn opstel over de vorming van het karak-