474 Krijgsschool-examen. Reeds herhaaldelijk is in dit tijdschrift besproken de „Regeling dei- toelating van Indische officieren tot de krijgsschool in Nederland;" zoo ver ons hekend, werden daarbij echter nimmer in beschouwing genomen de artikelen 6, 7 en 11 dier Regeling. Het oneigenaardige (om niet te zeggen: onbillijke) van de in die ar tikelen vervatte bepalingen wenschen wij hier aan te toonen. In art. 6 lezen we, dat ongeveer één jaar voor den aanvang van den cursus de Ministers van Oorlog en Koloniën in gemeen overleg vaststellen het aantal plaatsen, alsmede de verdeeling daarvan over de verschillende wapens en diensten, derwijze dat niet meer dan twaalf officieren van het leger in Ned.-Indië gelijktijdig den cursus volgen. Uit de bepaling dat ongeveer één jaar voor den aanvang van den cursus het aantal plaatsen wordt vastgesteld en de verdeeling daarvan geschiedt, blijkt dat bij die verdeeling geen rekening wordt gehouden met het aantal aspiranten van de verschillende wapens en diensten, terwijl uit het verschijnsel dat telleen jare worden opengesteld zes plaatsen, waarvan 3 voor de infanterie, 1 voor de cavalerie, 1 voor de artillerie en 1 voor de genie, mag worden besloten dat gemeen overleg niet telken jare plaats vindt, doch dat men daarbij een eenmaal aangenomen be ginsel volgt. Immers hadde in 1888 gemeen overleg plaats gehad, dan ware het te verwachten geweest dat voor 1889 meer dan zes plaatsen waren opengesteld, daar in 1888 slechts 3 officieren tot de krijgsschool waren toegelaten. Het is echter niet op het aantal plaatsen dat wordt opengesteld, dat wij de aandacht wenschen te vestigen, maar wel op de verdeeling van die plaatsen over de verschillende wapens en diensten. Het onbillijke van de verdeeling, wanneer daarbij geen rekening wordt gehouden met het aantal aspiranten, springt onmiddellijk in het oog, wanneer men slechts het geval aanneemt dat zich voor het examen aanmelden 6 officieren der infanterie, 1 officier van de cavalerie, 1 officier van de artillerie en 1 officier van de genie. De officieren van de cavalerie, artillerie en genie behoeven nu slechts aan het examen te voldoen om tot den cursus te worden toegelaten, ter wijl van de infanterie-officieren er drie niet kunnen worden toegelaten, ook al behaalden zij bij het examen meer punten dan hunne collega's van de drie andere wapens.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 493