NOG EENIGE BESCHOUWINGEN OYER DE RICHTING OP DEN TOET EN OP HET MIDDEN VAN HET DOEL PA ND I O. Naar aanleiding van mijne beschouwingen over ons schietoefenings stelsel, opgenomen in de jongste Januari- en Februari-afleve- ringen van dit tijdschrift, komt in die van Juni een artikel voor van de hand van den Heer Rink, geschreven om aan te toonen, dat de richting op den zichtbaren voet van het doel ver de voorkeur verdient boven die op eenig hooger gelegen punt, in casu op de door mij aangegeven punten, gelegen respectievelijk 1, 0.6 en 0.2 M. boven den onderkant van het doel, al naarmate gevuurd wordt op staande, knielende of liggende infanterie. Aangezien dat artikel mijn geloof aan de juistheid van het omge keerde namelijk voor 'het Indische leger niet heeft kunnen schokken en ik de onder werpelijke quaestie voor onze infanterie van het hoogste gewicht acht, zoo zij het mij vergund, in dit tijdschrift nog éénmaal op de zaak terug te komen. Vooraf echter merk ik op, dat de bestrijding mij genoopt heeft op sommige zaken, die in mijn vorig opstel meer beschouwd werden als bijzaak, dieper in te gaan, hetgeen ten gevolge had, dat mijne inzichten in enkele opzichten gewijzigd zijn. Men zal in dit artikel daarvan ongetwijfeld de sporen zien. Maar ook heeft de bestrijding mij eene zeer storende fout in dat opstel doen kennen. Het is deze, dat ik daarin de eischen van den oorlog met een Europeescheu vijand en van dien met den Inlander te veel gelijktijdig' in beschouwing heb genomen. Dat heeft aanleiding gegeven tot onduidelijkheden en schijnbare inconsequentiën. Ik zal dan ook in dit opstel een geheel zuiver standpunt innemen en mij alleen inlaten met den oorlog met Inlandsche volkstammen; de in vergelijking hiermede uiterst kleine DOOR

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 537