42 1888 ontvingen. Neen, op zulk eene wijze kan een voorschrift waarlijk niet op den roem van stabiliteit aanspraak maken. Ik laat hier volgen den schietstaat N°. 2 van de eerste der op den 28en Mei gehouden schietoefeningen. De aandachtige lezer zal ge- reedelijk daaruit ontwaren, welke gebreken den bestaanden schietregels voor het granaatkartetsvuur aankleven. Ten overvloede heb ik achter den schietstaat de opmerkingen geplaatst, daaraan toegevoegd door den kapitein der schietschool, onder wiens toezicht de oefeningen hadden plaats gehad. Opmerkingen aangaande de regeling van dit vuur. Niettegenstaande het bekend was, dat de tempeeringen der gebruikte schootstafel te groot en de invalshoeken te klein waren, en dus ab normaal veel aanslagen waren te verwachten, heeft men toch bij den aanvang der schietoefening besloten deze omstandigheden niet in aan merking te nemen, doch geheel volgens de schietregels te vuren, en wel: 1°. Ten einde te doen zien, dat de bestaande schietregels met deze onjuiste gegevens en voor deze groote afstanden niet bruikbaar zijn. 20. Omdat bij het verkrijgen van aanslagen het waarnemen en de vuurregeling moeilijker worden, en dus de oefening leerzamer is. Ad 1. Abnormale brandtijden, zoowel te lange als te korte, zul len op groote afstanden meer nadeeligen invloed op de ligging van de springpunten uitoefenen dan op de kleine, en daar ook de mogelijk heid bestaat, dat men tegenover den vijand met eene schootstafel moet vuren, wier eigenaardige fouten den vuurleider onbekend zijn, moeten de schietregels zóó wezen, dat men toch bovengenoemde ab normale brandtijden en fouten spoedig corrigeert, hetgeen nu blijk baar het geval niet is geweest. [Er kwamen evenwel meer aanslagen dan men in den aanvang ondersteld had.] Bovendien zijn de schiet regels voor veel kleinere afstanden vervaardigd. Ad 2. Wanneer het vuur het gewone normale verloop heeft, kan men in 12 schoten 2 groepen van 4 hebben, die dezelfde tempeering hebben, terwijl iedere groep hare eigene opzethoogte heeft. Bij deze 8 schoten, of eenige minder, indien men voor aanslagen of te hooge springpunten een heeft gesteld, heeft men dan verder niets te doen dan de springhoogte te regelen, daar aanslagen dan wel niet meer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 53