526 In de aflevering van Februari gaf ik o. a. (zie blz. 110 tot 112 en 116 en ook hierboven) als mijne meening te kennen, dat, welk richtpunt reglementair ook bepaald worde, in het gevecht het ge middeld richtpunt van de op het doel gerichte schutters ongeveer in het midden van het doel zal liggen en het dus, om in de practijk teleurstelling te ontgaan, het best zal zijn, eene richting op het mid den voor te schrijven. Is die meening juist, dan zal dus ook bij de richting op den voet de theoretisch horizontaal op den grond lig gende vizierlijn (artikel van den Heer Rink blz. 486 bovenaan) in de practijk tot ongeveer het midden van het doel worden opgelicht en alzoo samenvallen met de theoretische tevens practische vizierlijn, die bij de richting op het midden behoort. Jn dat geval nu zullen de hanendie bij de vizieren van 100, 200 en 300 M. behooren, lager liggendan die der vizieren van 150, 250 en 350 M." Dit zal ieder gemakkelijk inzien. Met voordacht gebruikte ik hier de juiste woorden van den op de bladzijden 492 tot 494 zoo heftig aangevallen zin, echter alleen de vrijheid nemende, het kostbare, zoo verduidelijkende, weggelaten zin deel „in dat gevalweder in te lasschen. Ik geloof, dat ik thans helder heb aangetoond: 1°. dat de Heer Rink geheel op den verkeerden weg is geweest, toen hij mijne conclusie, instede van hare op blz. 108 tot 112 voor komende motieven aantastte, en 2°. dat mijne denkbeelden als gegrond op op de practijk gebaseerde overwegingen en tactische beschouwingen niet vatbaar waren voor bestrijding met de (Europeesche) theorie uit schrijvers artikel. Aan valler en bestrijder zijn feitelijk niet met elkander in botsing gekomen. Doch de vorenstaande opmerkingen nog daargelaten, in de bestrij ding zelve wordt sterk overdreven en alweder zuiver theoretisch, niet practiseh geredeneerd. Er is eene teekening vervaardigd, om toch vooral duidelijk te doen zien (figuren 2, 3 en 4), hoezeer'de banen van 100, 200 en 300 M., richting op het midden, achterstaan bij die van 150, 250 en 350 M., richting op den voet. Ik vraag, welk nut heeft het voor onze Indische oorlogen, dat de baan van 350 M. over hare geheele lengte bestreken is voor opgerichte infanterie? Voor Europa is dat iets andersdaar is het althans de verdediger, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 547