540 iets kleiner te zijn, of, wat hetzelfde is, behoeven de vizierdeelstrepen voor gelijke afstanden maar iets lager te zijn ingevijld dan bij laatst genoemde richting, zooals vroeger reeds werd opgemerkt. Nog dui delijker wordt dit, indien men zich het volgende voorstelteen geweer, aan welks vizier nog geen deelstrepen zijn aangebracht, ligt in eene stelling, waaruit op een verticaal geplaatste schijf, voorstellende het meest voorkomende vijandeljjke doel, zonder te richten, als bij toeval, een groep schoten verkregen is, die op de voordeeligste plaats is gelegen; men kan nu de vizierklep zoodanig plaatsen, dat men, rich tende, den voet van het doel in het oog heeft; trekt men dan langs de vizierklep een streep, dan geeft deze streep de stelling aan, die de klep moet innemen, om, richtende op den voet en geplaatst op den ingenomen afstand, de voordeeligste groep schoten te verkrijgen doch ook kan men de klep zoodanig stelleD, dat men het midden van het doel in het vizier heeft, en de alsdan te trekken vizierstreep geeft de juiste stelling aan voor de klep bij de richting op het midden. In 't kort, het gegeven, waarmede, om het zoo eens te noemen, niet geschipperd mag worden, is de ligging van de groep schoten en dus de stelling van de zielas, doch het andere gegeven, de stand van de vizierlijn, laat eenige ruimte afhankelijk van de grootte van het doel in keuze toe. Heeft nu, als in den Indischen oorlog, de be streken ruimte geen, trefzekerheid op bepaalde afstanden alle waarde, m. a. w. is het juistheidsschot van het hoogste belang, dan is de voordeeligste ligging van de groep schoten die, waarbij het gemiddel de trefpunt in het midden van het doel ligt, want daarbij vangt het doel de meeste treffers open het komt mij voor, dat alsdan ook de richting op het midden, te meer daar zij de natuurlijkste is, het best is. Met vorenstaande opmerkingen vallen de voordeelen 3, 5 en 6 en ook 9 gelijktijdig. Ik kan dan ook het ingenieuse (2e alinea, 6e voor deel) van het doen richten op den voet, om het groote nadeel van het te hoog schieten bij snelvuur te neutraliseeren, niet inzien...,. Wel zeker! de schoten vallen te hoog, dus met hetzelfde onveran derde wapen maar wat lager gericht! Is dat zoo ingenieus? Ook door de vizierdeelstrepen iets lager te plaatsen en de richting op het midden te behouden, kan men, zooals boven blijkt, dezelfde uit komsten verkrijgen. Men wijze mij nu niet op het 2e en daaruit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 561