547 En daarvoor is bijv. het behandelen van de terreinleer, zooals dit doorgaans geschiedt, werkelijk niet voldoende; ook niet de bestu deering van het betrekkelijk klein gedeelte terrein, dat men bij ma noeuvres en dergelijke oefeningen gebruikt. Eenige wenken voor de oefening in het lezen van de kaart en in het vergelijken van deze met het terrein. Zooals ik reeds opmerkte, voor zoover dit in schrift mogelijk is, maar de officieren, die in de gelegenheid zijn om zich in het terrein te oefenen, zullen er toch hun voordeel mede kunnen doen. Wel is leiding hierbij zeer gewenscht, omdat men vooral in den beginne blootstaat aan vergissingen, maar, op den voorgrond gesteld, dat men niet meer moet willen weten, dan voor de tactische eischen noodig is, zal men er ook alleen wel komen, al duurt de tijd van oefening langer. Om een paar voorbeelden te geven, wat hier met tactische eischen wordt bedoeld, haal ik het volgende aan. Iemand is bezig met het verkennen van een weg, de kaart geeft ergens eene goede verdedigende stelling op een hooger gelegen gedeelte aan, waarover die weg loopt. De verkenner komt op dat punt aan en moet nu de stelling verge lijken met de kaart, nagaan of deze juist is, en zoo er afwijkingen zijn, deze aangeven; daarvoor is noodig dat men de onderdeelen van de stelling op de juiste plaats weet te zien. Moet hij eene stelling aangeven en heeft hij daarbij geen kaart, dan moet hij dat doen eenigszins in verhouding en door gebruik te maken van hoogtelijnen. Eene batterij heeft eene stelling ingenomen, waarin de vijand wordt afgewachtnaar de zijde van den tegenstander is het terrein bezaaid met topjes. Op een van die topjes kan plotseling eene vijandelijke batterij op rijden of vijandelijke infanterie zich vertoonen. Hij kan nu te voren op zijn kaart nagaan hoever die topjes van zijne stelling zijn gelegen, dan heeft hij den art. afstand wel niet, maar hij zal zich in door slag veel minder vergissen, dan dat hij eerst den afstand schat, want in geaccidenteerd terrein is schatten moeilijk. Hij moet dus die topjes op de kaart weten aan te wijzen, en men geloove mij, dat is niet altijd even gemakkelijk. Ik behoef er verder niet bij te voegen, hoe de commandant eener officierspatrouille zijne oogen den kost moet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 568