49 de vijand het plunderen te goed verstaat en het verborgene weet op te sporen. Kampongs, somtijds uit slechts een honderdtal bewoners bestaande, hebben hare twisten en beslechten die op bovengenoemde wijze. Is de Inlander ontevreden op ons bestuur en bestaat het voorne men ons aan te vallen, dan zal hij natuurlijk het tijdstip niet ken baar maken, waarop hij van plan is ons den oorlog aan te doen. Integendeel, hij zal ons misleiden en vriendschap huichelen. Er is wellicht geen ander volk, dat zijne gevoelens en hande lingen zoo goed weet te verbergen, als de bewoner van onzen Archipel. Groote vergaderingen, waarop duizende menschen verschijnen, wor den belegd, zelfs op de plaats, waar de zetel van ons bestuur ge vestigd is en toch zullen de besturende ambtenaren hiervan nog niets bemerken. Het geheim, bij zoovele personen bekend, zal niet spoedig verraden worden. Er wordt langzamerhand wel bemerkt, dat er het een of ander broeit, doch het ware van de zaak komt de Europeaan niet te weten. Mocht er te veel van zijne geheime bedoelingen kenbaar worden, dan zal hij zijne plannen tot later verschuiven, want hij kan met be daardheid en kalmte het oogenblik afwachten, waarop hij de meeste kans van slagen heeft. De door ons aangestelde hoofden, wier eigenbelang het veelal mee brengt ons bestuur te verkiezen en dit te steunen, nemen in den regel geen deel aan zulke vereenigingen, maar zij zijn er wel mede bekend. Toch durven zij ons hiermede niet in kennis te stellen, uit vrees voor wraak. Enkelen hunner worden ook aangetroffen, die eene afwachtende houding wenschen aan te nemenmislukt de be weging, dan hebben zij van niets geweten, kunnen hunne onschuld bewijzen en werpen alle verwijten, die men hun zoude kunnen maken, verre van zich. Zij worden niet gestraft en blijven in hunne betrekking gehandhaafd. Het verrichten van godsdienstige plechtigheden, buitensporige ijver van priesters en het houden van groote feestmalen zijn slechte voor teekens; weinig bezochte passars en volksverloop eveneens; doch vooral wanneer vrouwen en kinderen verdwijnen, kan men verzekerd zijn, dat er iets broeit. Dl. II, 1890. 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 60