103 - Yoor de verdediging van een grenslijn, lang 450 KM., zijn dus slechts 3j bataljon infanterie en 12 vuurmonden beschikbaar, terwijl het Zulu-leger minstens 30.000 geoefende soldaten sterk is, meerendeels voorzien van geweren. De overige middelen voor de landsverdediging beschikbaar zijn: 125 man van de bereden politie van Natal; deze zijn thans op weg naar Helpmekaar 400 bereden vrijwilligers, die echter eerst over een week verzameld kunnen zijn; en bet strijdbare gedeelte van de Inlandsche bevolking, dat door den gouverneur onder de wapens geroepen kan worden. Ongeveer drie maanden geleden was voor de organisatie van de weer bare bevolking nog niets gedaan en zelfs nu is bet twijfelachtig, of er iets mede te verrichten valt, daar de sedert getroffen maatregelen nog niet lang genoeg gewerkt hebben om iets te kunnen uitwerken. Inmiddels heb ik van het bestuur van Natal vergunning verkregen, om eene troepenmacht van 7000 Inlanders op de been te brengen en te organiseeren, bestemd voor den dienst binnen- of buitenslands. In de eer ste weken zal die echter nog niet te gebruiken zijn, daar de Europeesche officieren en onderofficieren, bestemd om die troepenmacht te encadreeren, allen van de Kaap-moeten komen. Met het oog op dien toestand zal, naar ik vertrouw, worden toegegeven, dat de aanvraag om versterking met twee bataljons infanterie, alleen met het oog op de verdediging des lands, geenszins onredelijk kan genoemd worden. Het is echter niet genoeg op verdediging alleen bedacht te zijn, ik moet op het geschikte oogenblik kunnen aanvallen. Daartoe worden de noodige voorbereidingen getroffen en, zoodra mijn Inlandsche hulptroepen gemobiliseerd zijn, ben ik mot de mij ten dienste staande beperkte middelen gereed om Zululand binnen te trekken, wan neer dat noodig mocht zijn. De verschillende colonnes, welke ik daarvoor bestem, zullen echter ter nauwernood sterk genoeg voor het doel zijn en het zal zeer moeielijk zijn voor een verzekerde gemeenschap te zorgen. Ulundi, Cetywayo's hoofdplaats, dat ons eerste object is, ligt ongeveer 90 KM. van Utrecht en ongeveer 150 KM. van do Tugola-grens. i In een vijandelijk land, met slechte of geen wegen en een langen trein van voertuigen, zal men in geen geval dagmarschen van meer dan 15 KM. kunnen makenin den regel zullen de colonnes zelfs dien afstand niet kunnen afleggen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 114