LEEKEN-IDEEEN OVER MILITAIR RECHT. Vervol'van biz. 40.) Doch, zoo vraagt wellicht eeu belangstellend lezer, toegegeven dat eene gedachtenwisseling over dit onderwerp noodig is, zult gij „leek dan hier als onderwijzer optreden? Mijn antwoord is, dat wanneer, voor zoover mij bekend is, in Indië slechts één meester in de rechten nu en dan zijn stem over militair recht laat hooren, wij leeken moeten antwoorden, al was het alleen ten teeken van belangstelling. En dat antwoorden wordt plicht, wanneer die meester in de rechten stellingen verkondigt, die het gebouw van de krijgstucht tot iu zijne grondvesten doen schudden. Wanneer bovendien de leeken in dit vak, die zich een naam van goeden klank hebben verworven, het stilzwijgen bewaren, dan mogen de anderen, die minder bekwaam zijn, daarom dit voorbeeld nog niet volgen. Men zal wel bevroeden, dat ik thans het oog heb op de ontoere kenbaarheid van den dader in geval van insubordinatie in dronken schap gepleegd, welk onderwerp door Metis werd besproken in het Ind. Mil. Tijdschrift van 1889. Eene der redenen waarom ik zoolang gewacht heb, alvorens hierover de pen op te nemen, is gelegen in de omstandigheid, dat de beschouwingen van Metis waren vastgeknoopt aan eene beoordeeling van de 4e uitgave van de Militaire Rechtspleging van Mr. Van der Hout, herzien en verbeterd door den len Luitenant der Infanterie J. A. P. Grevers. Ik vermeende het recht niet te hebben, den Heer Grevers deze taak uit de hand te nemen en, ik wil het wel bekennen, ik hoopte in stilte dat zijn meer ervaren pen dit werk zou verrichten. Hoe ongaarne ik ook iets ten nadeele van de erkende bekwaam heden van den Heer Grevers zou willen zeggen, hoe gaarne ik ook

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 121