112 „(opium bijv.) in den toestand van bewusteloosheid heeft gebracht, mag „geen uitzondering worden gemaakt." Deze door Metis aangevoerde volzinnen vindt men nagenoeg woor delijk terug in de Memorie van Toelichting op de wet van 14 No vember 1879 (Alg. Order 1883 N°. 13), zooals Koolemans Beijnen ons die beschrijft in zijn bekend werk (blz. 128). Doch zooals bij vele zaken op dit ondermaansche is ook hier een „maar" aanwezig. Metis neemt nl. uit die Memorie slechts een ge deelte over, en wel dat hetwelk vóór zijne stelling pleit, terwijl hij het andere, dat het onjuiste van zijne bewering in het volle daglicht stelt, achterwege laat. Men leest toch in die Memorie ook nog het volgende: „Zelden gaat de dronkenschap zoover, dat zij het bewustzijn geheel „uitsluit. Of dit het geval is, is echter eene feitelijke vraag. Beant woordt de rechter die vraag toestemmend, dan is het in strijd met alle „beginselen van strafrecht den beschonkene voor zijne vrijwillige dronken- schap te straffen met de straf door de wet gesteld op een feit, dat hij „niet gewild en dus, waar opzet tot de strafbaarheid vereischt wordt, ook „niet gepleegd heeft." En let nu op, lezer „Geldt het daarentegen een delictum culposura, dan is de schuld ver eischt tot de strafbaarheid van het feit reeds aanwezig in de vrijwillige „dronkenschap. „Dit intusschen behoeft evenmin in de wet te worden uitgedrukt, als vdat hij-, die nuchter zijnde, reeds het opzet had om het feit te plegen, dat hij dronken zijnde heeft volvoerd, niet kan heiveren, dat hij het mis- drijf in hewusteloozen toestand heeft gepleegd.'''' (1) Niettegenstaande dit wenscht Metis den dader niet gestraft te zien, wanneer deze een misdrijf pleegt in volkomen bewusteloozen toestand (volslagen dronkenschap), ook al is door hem van te voren het op zet gevormd, om het feit te plegen. Bij het bespreken van het onwettige van de Alg. Order 1885 N°. 56, thans 1890 N°. 64, zegt deze rechtsgeleerde: „Die uitdrukkelijke bepaling der wet, hoe verkeerd zij in beginsel ook „moge wezen, moet worden geëerbiedigd en toegepast. Geen bevel of (1) De cursiveering is van mij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 123