115 het onjuiste betwisten van de rechtskundige stelling dat niet iedere aanraking van een meerdere daarstelt feitelijke insubordinatie, doch dat het opzet, om te beleedigen, aanwezig moet zijn. Deze waarheid doet in nuchterheid niet onder voor de hiervoren genoemde en toch kan zij aanleiding geven, dat een schuldige zijn gerechte strat ontgaat. Zoo las ik in het I. M. T. van 1884, deel JI, het volgende geval. Een korporaal van de Infanterie komt met twee andere militairen uit de cantine, alwaar zij „een borrel" hadden gedronken. Aan de overzijde van den weg loopt een onderofficier van de Artillerie. Yolgens de klacht, door dezen onderofficier opgemaakt, was de kor poraal op hem afgekomen, en had hem aangegrepen onder het uit spreken der woorden „hij moet te water". De beklaagde ontkent natuurlijk en beweert, dat hij eenvoudig de schouderpassant van den sergeant wilde vasthechten, omdat die was losgegaan. Hoe lief! Bovendien had hij dien meerdere nooit vroeger gezien en dus geen enkele reden, om hem te beleedigen, Hoe onschuldig! De twee andere militairen hadden even natuurlijk de bedreiging, door den korporaal geuit, niet gehoord en de aangrijping niet gezien. De onderofficier hield bij het onderzoek vol, dat de korporaal bo venvermelde woorden wel gebezigd had, doch kon geen reden beden- keu, waarom die mindere hem zou willen beleedigen, omdat hij nooit met hem in dienst was geweest en liem niet kende. En de beklaagde werd niet veroordeeld wegens feitelijke insubor dinatie, op grond van de door mij vermelde nuchtere waarheid. Als leek zie ik de zaak anders in en ben ik zoo vrij in opinie met de overwegingsredenen van dit vonnis te verschillen. Ten eerste kan ik maar niet zoo voetstoots de verklaring van een nuchter sergeant als van nul en geene waarde beschouwen en die van een half-dronken korporaal-beklaagde als eene onomstootelijke waarheid aannemen. Dat die korporaal de bedreiging geuit heeft, blijkt alleen uit de beëedigde verklaring van den onderofficier. Daar de op zich zelf staande getuigenis van een enkelen getuige, door geene andere be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 126