- 118 hoort hem zeggen tegen zijn kameraden„nou, daar kunnen wij er eentje op nemen". En als zij het I. M. T. lezen, dan zal er wel een slimmert onder zijn, die een dronk instelt op den voortdurenden goeden welstand van alle nuchtere waarheden. Het argument dat hij, die zich op dronkenschap beroept als op een omstandigheid, die de strafbaarheid der handeling hetzij geheel dan wel ten deele uitsluit, het bestaan en den graad daarvan zal hebben te bewijzen, kan alleen waarde hebben voor iemand, die de militaire maatschappij beoordeelt van achter een schrijftafel. De toestand in de practijk is deze. Ieder Europeesch soldaat, die disciplinair gestraft moet worden voor dronkenschap, zal de halve compagnie als getuige aanvoeren, dat hij wel een borrel gedronken had, doch zeer goed zijn dienst kon doen. Een Europeesch soldaat, die voor een misdrijf, in dronkenschap gepleegd, terecht staat, zal minstens een kwart compagnie als getui ge bijbrengen, dat hij niet meer wist wat hij deed. Alvorens van dit vraagstuk af te stappen, wensch ik nog te wijzen op den eigenaardigen betoogtrant van Metis, waardoor men op het denkbeeld zou komen, dat alleen de officieren, alzoo leeken-rechters, het niet methem eens zijn, want het vraagstuk heeft voor den militairen rechter hoofdzakelijk alleen belang bij misdrijven tegen den dienst en de subordinatie. Na zijn stelling te hebben toegelicht, spreekt Metis er over als „het door ons ontwikkelde en thans ook algemeen door de weten schap aangenomen stelsel" (blz. 54). Daarna komt ter sprake hoe gehandeld moet worden, wanneer een militair nuchter zijnde het plan opvat, om het misdrijf te plegen, dat hij dronken heeft volvoerd. Hier zijn het de officieren, dus leeken-rechters, die angstig be ginnen te vragen of de dronkenschap tot algeheele straffeloosheid moet leiden en het onderwerp van de volzinnen wordt „men" „velen' „Yelen voeren aan" enz I. M. T. 1889 blz. 54. „Men verwart" idem. 54. Het zal wel voldoende duidelijk zijn, dat onder die „velen ook begrepen is de Minister in zijn Memorie van Toelichting.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 129