120 Ten slotte vermeldt het Kol. Verslag niet, dat, door zoovele ge vallen van insubordinatie slechts met militaire detentie te bedreigen, de personen, die er zich aan schuldig maken, niet uit het leger wor den verwijderd, de cijfers voor dit Verslag dus bevredigend kunnen worden genoemddoch dat men een aantal soldaten behoudt, die niet weten te gehoorzamen en bijgevolg slechts een betrekkelijk ge ringe militaire waarde hebben. Meermalen heb ik hooren zeggen, dat de discipline zoo slecht niet is als wel eens door enkelen beweerd wordt, omdathet leger zóóvele eu zóó zware diensten presteert te velde. Men kan evengoed beweren, dat de Hessen indertijd zoo goed gedisciplineerd waren omdatzij zich lieten verkoopen aan de Engelscheu, of wel dat de huurtroepen van eenige honderde jaren geleden uit zulke gehoorzame soldaatjes waren samengesteld, om datzij hun aanvoerder volgden van de eene partij naar de andere, wanneer zij slechts meer soldij ontvingen. Ik geloof, dat het woord „krijgstucht'' bij de legers uit onzen tijd in anderen zin moet worden opgevat en dat er niet meer gevraagd moet worden of er gehoorzaamd wordt, maar hoe er gehoorzaamd wordt en of de gegeven bevelen con amore worden opgevolgd. Dat van het leger zóó vele en zóó zware diensten gevorderd kun nen worden, heeft geheel andere redenen. Deze vinden hoofdzakelijk haar bestaan in het gezond verstand van den soldaat. De mindere militair toch ziet al spoedig in, dat te velde de banden der krijgstucht veel losser worden gemaakt en de meerderen veel door de vingers moeten zien, omdat zij geen straffen kunnen opleggen. Opleggen is eigenlijk het woord niet; men kan ze namelijk wel opleggen en in het strafhoek doen inschrij ven, doch geen enkele straf heeft uitwerking, terwijl bovendien pro- voostgeld niet mag worden ingehouden. Waar de soldaat echter zoo dikwijls in de gelegenheid is bij die meerderen daden van grooten persoonljjken moed en doodsverachting waar te nemen, waar hij door zijn oudere kameraden zoo menigmaal dergelijke daden hoort verhalen, daar ziet hij even spoedig in, dat, wanneer hij de zaak te ver drijft, die meerderen niet zullen schromen zich kort en goed recht te verschaffen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 131