122 er geen sprake van kan zijn zulk een officier te doen vonnissen door leden van een krijgsraad, die jonger in rang zijn, ook al is zulk een verbod bij de samenstelling der krijgsraden niet vermeld. Geheel in overeenstemming met deze redeneering staat een hoofd officier nooit voor een krijgsraad, doch ter eerster instantie steeds voor het H. M. G. terecht. Toch is zulk een leekenopinie geheel verkeerd, want bij dispositie van het H. M. G. dd. 10 Juni 1881 werd beslist, dat wanneer de beklaagde of reclamant een officier is, het niet noodig is, dat de leden van den krijgsraad van gelijken of hoogeren rang zijn. De overwegingsredenën van het Hof waren „dat de wetgever in een menigte artikelen de blijken heeft gegeven van „zijn bijzondere zorg voor een onpartijdige rechtspraak; „dat hij niettemin in art. 132 E. L. omtrent de samenstelling van den „krijgsraad niet heeft bepaald, wat in art. 39 E. L. ten opzichte van de „benoeming van officieren-commissarissen uitdrukkelijk is bevolen, waaruit „volgt dat hij dit ook niet gewill heeft," enz. Het argument, dat het militair wetboek na de verdrijving der Franschen in groote haast is samengesteld, zoodat men hier een voudig aan een omissie heeft te denken, schijnt niet geldig te zijn en in Hederlandsch-Indië laat men nog altijd lustig en wel over een officier, die beklaagde of reclamant is, recht spreken door zijn min deren in rang. Een ieder zal dan ook wel inzien, dat het de handhaving der krijgs tucht niet anders dan ten goede kan komen, wanneer men bijv. reclamezaken van kapiteins laat onderzoeken en beoordeelen door luitenants. Ik ben voor mijn persoon geen voorstander van halve maatregelen en ik hoop dan ook van ganscher harte, dat de jongste 2" luitenants voor zulke gevallen worden uitgezocht en de jurisprudentie weldra moge bepalen, dat ook mindere militairen in deze krijgsraden mogen zitting nemen. Men passé echter als leek bovengenoemde overwegingsredenen toe op art. 72 R. L. Hierin leest men: „Aan een zoodanigen beklaagde, welke de misdaad geheel of ten deele „blijft ontkennenzullen ten overstaan van officieren-commissarissen de „information of de verklaringen der getuigen, welke deswege zullen zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 133