125
iemand zwaar in zijne begrippen over rechtvaardigheid zijn beleedigd,
wanneer hij voor enkele dagen arrest, na het ondergaan dier straf,
nog eenige maanden arrest wil ondergaan, om de dispositie van het
Hof af te wachten.
Mijne overtuiging is het dan ook, dat, wanneer men den soldaat wil
leeren trouw te zijn aan koning en vaderland, men moet beginnen
hem trouw te leeren zijn aan zijne officieren, en dit doel bereikt men
niet door hem te dwingen onbillijke straffen in haar geheel te
ondergaan.
Men komt veel verder door ieder militair toe te staan, zijne klacht
in te dienen al dadelijk nadat de straf is opgelegdiedere reclame,
die moet worden toegeschreven aan oneerbiedigheid, gestreng te straffen,
doch ook even streng te zijn tegen iederen chef, die onbesuisd of
onrechtvaardig straft. Het gezag wordt niet hoog gehouden door den
mindere in het denkbeeld te laten verkeeren, dat zijn meerdere hem
straffeloos op onrechtvaardige wijze mag behandelen, integendeel men
ontneemt dien mindere alle vertrouwen op zijn chef.
Bij de beoordeeling van dit vraagstuk moet men zich echter op
een zuiver militair standpunt plaatsen en niet voor iedere disciplinaire
overtreding het wettig en overtuigend bewijs vorderen, zooals dit bij
het Reglement op de Strafvordering is voorgeschreven, want alsdan
is er spoedig geen orde meer te houden in een troep. De meerdere,
die bijv. rapporteert dat een soldaat bij eene exercitie gelachen heeft
in het gelid of slordig heeft geëxerceerd, moet daarin op zijn woord
geloofd worden. De nevenlieden van den schuldige kunnen hierin
niet als getuige optreden, zooals ik dit heb zien gebeuren, omdat
zij verplicht zijn den onbeweeglijken stand te bewaren en steeds recht
uit te zien. Worden zij niettemin als getuigen a décharge aangevoerd
en leggen zij in dien geest eene verklaring af, dan zijn zij zelfs
disciplinair strafbaar.
De persoon van den meerdere moet voldoenden waarborg opleveren,
dat hij de waarheid spreekt, doch ook juist daarom, moet men het
den meerdere zoo ernstig afnemen, wanneer het blijkt, dat hij zich
door vooringenomenheid of animositeit heeft laten leiden.
De Alg. Order 1877 H°. 10 is evenzeer in strijd met de wet en
wat erger is, zij is onnoodig.
DL, I, 1891. o