137 -
Omgekeerd is het verkeerd, wanneer het publiek meent dat de
dokter geheel op de hoogte is van de kennis, die van den apothe
ker gevorderd wordt of wanneer de geneesheer zelf dit denkt.
Beide titularissen beginnen hun studie door één zelfde exa
men af te leggen in wiskunde en literarische vakken en daar
na één zelfde examen in natuur-, schei- en plantenkunde om
te bewijzen, dat zij de geschiktheid bezitten om verder hun stu
die voort te zetten. Daarna heeft splitsing plaatsde artsen
beoefenen slechts medische vakken, de apotheker leert daarvan niets,
maar ontwikkelt zich in geheel andere richtingbeide studiën heb
ben niets meer gemeen, maar wijken integendeel steeds verder uiteen.
De Nederlandsche artsen leeren echter, omdat zij het recht hebben
ten platten lande medicijnen gereed te maken en te verstrekken, de
receptuur en het herkennen van enkelvoudige geneesmiddelen, krui
den, wortels, enz.
De bevoegdheid der officieren v. gezondh. strekt zich dus ook uit tot
het gereedmaken van medicijnen en het beoordeelen van genoemde
enkelvoudige stoffen en als zoodanig zouden zij bevoegd kunnen wor
den geacht om ten deele te voldoen aan het toezicht op den pharm.
dienst, bij art. 28 omschreven, maar verder gaat die bevoegdheid ook
niet. Het beoordeelen van de qualiteit der geneesmiddelen (be
halve de enkelvoudige) ligt buiten de bevoegdheid van den artsveel
minder nog is hij de man om den apotheker als scheikundige en
toxicoloog te beoordeelen. De off. v. gezondh., belast met de mil.
apotheek, vervangt den apotheker als artsenijmenger (receptarius),
tevens is hij beheerder van de mil. apotheek als bewaarplaats. Hem
verantwoordelijk te stellen voor de qualiteit der geneesmiddelen, wel
ke hem uit 's Rijks magazijn van geneesmiddelen worden verstrekt,
zou onbillijk en onwettig zijn.
Yersta mij goed, ik heb het hier over bevoegdheid in 't alge
meen en niet over persoonlijke geschiktheidik heb doktoren
ontmoet, die van scheikunde en andere apothekerskundigheden
veel meer weten dan waartoe hun studie en examens hen ver
plichten, maar daarmede heeft de bevoegdheid als off. v. ge
zondh. niets te maken.