158
het Ned.-Indisch leger, trouwens evenals dat van de krijgsmacht in
het moederland, uit de meest heterogene bestanddeelen is samenge
steld. We tellen officieren in de gelederen, die vijf en twintig jaren
geleden werden opgeleid en hebben er, die volgens de meest moderne
begrippen hunne militaire opvoeding hebben zien voltooien; we kennen
officieren van hoofdcursussen, academiën, Militaire Scholen en ook, die
indertijd zonder examen of althans met een hoogst verlicht examen
tot 2eu luitenant zijn benoemd. Gaat het nu aan om al die categoriën
over één kam te scheren, om ze allen te behandelen, of één zelfde
toekomst hun wachtte.
Immers neen, terwijl de eene zich gouden bergen van zijne carrière
belooft en nauwelijks tevreden kan zijn met generaais-epauletten,
erkent een andere volmondig, dat hij zich met den kapiteinsrang
volkomen beloond acht en dat hij zich geene verdere illusiën maakt.
Moeten nu die twee uiteenloopende soorten van officieren tot studie
aangespoord worden P
We gelooven het nietde eerste, blakende van eerzucht van de
beste soort, begrijpt zeer goed, dat tegenwoordig alleen dan de soldaat
den maarschalkstaf in zijn ransel heeft, wanneer hij bovendien eene
groote mate van kennis en een uitgezochte bibliotheek in dat equipe-
mentsstuk medevoert; hij is er zich ten volle van bewust, dat de tijden
van Napoleon, toen ieder officier zijn carrière op de punt van zijn
degen droeg, voorbij zijn en dat hij behalve van een groote dosis
moed, oordeel en zelfvertrouwen, ook van het noodige quantum kennis
moet voorzien zijn, om zijn toekomst tot in de hoogste rangen te
verzekeren.
En het gevolg van deze bij hem wel gevestigde overtuiging open
baart zich in lust tot studie, die dikwijls eer getemperd dan aan
gemoedigd moet worden, omdat van dien studiezin de kameraadschap,
de gezellige omgang en het verkeer met andere officieren de dupe
worden.
Niet waar, lezers, wij kennen ze allen, die officieren, die ons door
hun ernstige opvatting, door hun degelijken geestesarbeid hoogach
ting afdwingen, wier paden wij tot in de verre toekomst gebaand zien,
doch die wij dan ook altijd of ten minste bijna altijd bij ons ge
zellig samenzijn missen.