180
noemende of hoorende noemen, niet denkt aan de slagvelden, waar hij
zijne onvergankelijke lauweren plukte.
"Was hij in den oorlog, op 't slagveld onovertroffen door moed, uit
blinkend door beleid, vol trouwin 't kabinet was hij staatsman, helder
van blik, voorzichtig, vèr ziend, besluitvaardig en onkreukbaar eerlijk.
Nog als grijsaard (1) voerde hij den degen, waarvoor de vele vijanden,
die hij in zijn langdurige loopbaan met altijd schitterenden uitslag
bestreed, sidderden.
Maar 't was niet alleen de degen; ook de pen hanteerde hij meesterlijk.
Trok hij moedig en onvervaard den eersten, om zijn land en zijn koning
de onschatbare diensten te bewijzen, waarvan de geschiedrollen van onze
koloniën dezer eeuw op schier ieder blad gewagen de laatste, zoo
ontelbare malen dienstbaar om zijne geniale denkbeelden in voortrefifelijken
stijl en woordenkeus ten papiere te stellen, die pen helaasmoest hij in
de laatste jaren van zijn roemrijk leven bijna uitsluitend voeren, om zich
te verweren tegen vijanden, die hem zijnen roem misgunden.
Voorzeker hem was na ieder zijner wapenfeiten de meer dan verdiende
belooning niet onthouden; zijn borst prijkte met het grootkruis van de
Militaire Willemsorde, waar naast het „Virtus nobilitat" en de eereteekenen
der veldtochten en expedition door hem bijgewoond meestal aangevoerd; hij
bereikte don hoogsten militairen rang, welke in Nederland wordt verleend.
Eindelijk zien wij hem, den meer dan tachtigjarigen grijsaard, het
moede hoofd nederleggen. Hij daalt ten grave; en met hem een der
edelste zonen der natie, die hem bij zijn leven de hulde en de dankbaar
heid schuldig bleef. Hoe werd hij ten grave gebracht 1?
Wij weten het allen: als een vergeten burger
Maar hoe dat zij, men kan het individu niet bevelen om hulde te bren
gen aan een groot man. Wie die zedelijke plicht niet op zich voelt rus
ten, die is gerechtigd om zich te onthouden.
Betreuren wij het dat de natie in dezen haar plicht niet heeft gevoeld
en dat er ook tot heden geene enkele poging is gedaan om dat verzuim
goed te maken, toch is onze hoofdgrief eene andere. Waar 't volk zijne
taak niet begreep, daar had de Staat haar moeten overnemen, of beter
gezegd de Staat had het verzuim kunnen en moeten voorkomen, door Van
Swieten van Staatswege op de meest indrukwekkende wijze ter aarde te
doen bestellen. Dat was de plicht geweest der mannen die toenmaals
(1) Van Swieten was 67 jaren oud, toen hij het bevel der tweede Atjeh-expeditie
aanvaardde.