181 aan het bewind waren. Dat was Nederland niet minder verschuldigd aan zijn Yan Swieten, dan Frankrijk aan zijn Victor Hugo en anderen. Dan had het geheele volk er het zijne toe bijgedragen om den grooten man te eerendan ook zou de partijhaat voorgoed het zwijgen zijn op gelegd en was den zwaar miskende, zij 't ook na zijn dood, van Staats wege recht wedervaren. Zoo had men een schuld kunnen kwijten, welke door een ergerlijk verzuim ontstaan, met ieder jaar drukkender wordt; een schuld die wel licht eerst door 't verre nageslacht zal worden vereffend, wanneer het, los van den partijstrijd van heden, welke Van Swieten tot in het graf vergezelde, en in het betere besef zijner onwaardeerbare diensten aan 't vaderland bewezen, hem recht zal doen. Wanneer dan eenmaal onze kinderen of kindskinderen staan voor het standbeeld, dat ter zijner eere verrees, dan zal het edele gelaat ernstig en waardig op hen nederzien 't zal zijn als roept hij hun toe: „Ik dank U dat gij aan mijne nage dachtenis hebt gedaan, wat uwe voorvaderen mij hebben ontzegd." En met de vervulling van dien heiligen plicht, zal dat nageslacht stilzwij gend een vreeselijk vonnis hebben uitgesproken over diezelfde voorvade ren, die even ondankbaar als onedelmoedig hem zwijgend zagen lijden en sterven en niets deden om hem in het pantheon onzer groote man nen te vereeuwigen. Landgenooten, nog is het niet te laat, om het edele beginsel, dat in u schuilt, te doen zegevieren over tijdgeest en partijhaat, welke u reeds zoo vele malen op het dwaalspoor brachten. Wij hebben u bij zijn leven gewaarschuwd voor dat vreeselijke „te laat"gij hebt naar onze stem niet geluisterd. Van Swieten is ongerechtvaardigd ten grave gedaald, en de ondank van het volk, de verguizing en de miskenning zijner vijanden zijn de eerezuilen op zijn nederig graf. Luistert thans naar ons. Maakt goed wat gij aan den edelste der edelen bij zijn leven misdreven hebt en schenkt hem een standbeeld dat uwen nazaten ten bewijze kan strekken dat het volk van Nederland aan het einde der negentiende eeuw zijne groote mannen wist te eeren. Overgenomen uit de Arnh. courant.) Soldatenmenage Yan een gewezen compagniescommandant, die steeds bekend heeft gestaan als veel zorg te besteden aan de menage zijner soldaten en uitmuntend slag te hebben, ze goed te doen eten, is de hierachter opgenomen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 192