193 Alle 14 korpsen hebben evenals de onderdeelen eene gelijkvormige indeeling. Zij zijn verdeeld in een rechter- en linkervleugel, en vervolgens in een zeker aantal compagnieën, afwisselende van 10 tot 100, naar de sterkte van het korps. De compagnie is ongeveer 50 man sterk, behalve bij één regiment waarbij de sterkte ongeveer 70 man bedraagt. Elk korps of regiment heeft een commandant, een tweeden commandant en twee vleugelcommandanten; elke compagnie heeft een compagniescom mandant en van één tot drie aanvoerders van lageren rang. Ten opzichte van uniformen of onderscheidingsteekenen bestaat er alleen verschil tusschen gehuwden en ongehuwden. Geen inboorling van den Zulu-stam, man of vrouw, mag in het huwelijk treden zonder vergunning van den Koning. Krijgt een regiment die vergunning, hetgeen gewoonlijk eerst geschiedt tegen het 40e levensjaar, dan laten de mannen zich het hoofd scheren, slechts een ringvormigen haardos overhoudende; zij erlangen voorts witte schilden, in tegenstelling met de ongehuwden, die donkere schilden hebben en hunnen natuurlijken haartooi behouden. De 14 korpsen tellen 33 regimenten, waarvan 18 bestaan uit gehuwden en 15 uit ongehuwden. Zeven regimenten gehuwden bestaan uit- mannen boven de 60 jaar en rekenen dus niet mee; alleen de 26 overige, sterk ongeveer 40000 man, kunnen te velde trekken. Yan dat aantal zijn 22500 man 20 tot 30 jaar, 10000 man 30 tot 40 jaar, 3400 man 40 tot 50 jaar en 4500 man 50 tot 60 jaar oud; de sterfte onder de Zulu's is dus inderdaad groot. Ofschoon de tucht streng en de gehoorzaamheid groot is, de verschil lende aanvoerders een aan hunnen rang geëvenredigden werkkring hebben en ook verantwoordelijkheid dragen, bepalen zich de verschillende manoeu vres in hoofdzaak tot het formeeren en verbreken van den kring en het overgaan van den gevechtsvorm in den marschvorm en omgekeerd. Een trein bestaat niet; elk regiment wordt door eenige jongelingen gevolgd, die levensmiddelen voor drie of vier dagen en eene kudde vee meevoeren; zij dragen bovendien de ligmatjes en enkele beschuttings middelen tegen weer en wind. Bij het uitbreken van een oorlog zendt de Koning boden uit, die aan alle korpsen het bevel overbrengen zich in hunne militaire kraals te verzamelen, waar de commandanten verblijf houden; op het eerste bevel begeven zij zich dan op marsch naar de hoofdplaats, alwaar elk korps zijn bepaald aangewezen legerplaats heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 204