216 Enkele uitzonderingen daargelaten, doet dit de Inlander ook niet. Hij neemt het voorschot met do eerlijke bedoeling, om het bij ge deelten terug te betalen, doch een paar maanden later krijgt hij on aangenaamheden met zjjn meester of met een der andere bedienden, en dan vraagt hij of neemt hij zijn ontslag. De meester kan nu zien, dat hij het bewijs levert, dat de man hem heeft willen bena- deelen op het oogenblik, toen hij het voorschot vroeg. Hoeveel of ficieren en ambtenaren hebben hierdoor niet een koopje gehad, vooral officieren die op expeditie moesten gaan en alsdan geen bedienden konden krijgen, wanneer zij geen hoog voorschot gaven. Ook de landheeren» die in suiker, koffie of tabak doen, weten hiervan mede te praten. Men heeft hier alzoo een wetsartikel, dat tengevolge van zeer groote nauwkeurigheid en volledigheid slechter werkt, dan het meest onvolledige artikel van het C. W. Voor velen zal mijne zienswijze weinig waarde hebben en daarom is het goed even die te vermelden van een hoogst geplaatst rech terlijk ambtenaar: (1) „De nieuwe strafbepaling is dus volkomen overbodig. Zij stelt straf baar, hetgeen reeds als oplichting strafbaar was, tenzij men mocht „beweren, dat de werkman, die den meester belooft op eene bepaalde wijze „werk te zullen verrichten, geenszins de hoop opwekt op eene hersen schimmige gebeurtenis. „Die bewering, hoewel verdedigbaar, is niet overeen te brengen met „de onbepaalde bewoordingen, waarin de Indische wetten zich bij de de- „finitie van oplichting uitdrukken, enz." Nemen wij voor notificatie aan, dat de wetten op oplichting in „onbepaalde bewoordingen" zijn uitgedrukt. De onbruikbaarheid van het artikel kwam duidelijk uit, toen de havenwerken van Tandjong Priok moesten worden aangelegd. Hiertoe waren arbeiders noodig en te Tandjong Priok werken de Inlanders al evenmin zonder voorschot als bij een gewoon ambtenaar of particulier. Het G. B. van 1880 N°. 203 belette hen echter, zich aldaar te gedragen op de wijze, zooals zij dit gewoon waren, want het bepaalde, dat de Inlandsche schepelingen, die waren aangemon- (l) Mr. W. de Gelder. Het strafrecht in Hederlandsch-Indië.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 227