219 - 8°. geldboeten; 7°. gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen; 6°. ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden; dan is de poging alleen strafbaar, wanneer dit uit drukkelijk is omschre ven; de straf is nu dezelf de als die welke tegen het voltooide misdrijf is bedreigd. Waarom deze ingewikkelde indeeling is ingevoerd, is mij niet duidelijk om de volgende redenen. Yolgens de Indische wet is de rechter bij het aannemen van ver zachtende omstandigheden niet gebonden aan de soort van straf, doch kan hij dwangarbeid in den ketting veranderen in dwangarbeid buiten den ketting, deze weder in geldboeten en kan hij beide laatst genoemde straffen opleggen tot zoodanigen duur en tot zoodanig be drag, als hij zal vermeenen te behooren. Als verzachtende omstandigheden neemt de wet aan: jonge jaren, dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrompenheid van verstand en de geringheid of het vrijwillig herstel van het nadeel door het misdrijf toegebracht, maar in één en hetzelfde wetsartikel wordt den rechter tevens tot tweemaal toe vergunning gegeven ook andere verzachtende omstandigheden aan te nemen. Yolgens de wet is dus de rechter, eenmaal verzachtende omstandigheden aannemende, niet in het minste gebonden, maar bovendien kan hij alles, hetgeen hem geschikt voorkomt, als verzachtende omstandigheden aanvoeren. Waar men nu den rechter bij het beoordeelen van een misdrijf zulk eene groote vrijheid geeft, waar men alles doet afhangen van zijn persoonlijke opinie, is het dan logisch gedacht hem de handen te binden door bovenvermelde ingewikkelde voorschriften, zoodra hij moet kennis nemen van poging tot misdrijf? Want ook bij poging tot misdrijf pleiten als regel verzachtende omstandigheden, al is het maar de gulle bekentenis van den beklaagde. Br is echter meer. De wet vordert dat de poging gebleken moet zijn door een uiterlijk bedrijf en gevolgd door een begin van uitvoering. Met deze woorden „begin van uitvoering" sluit de wet alle voor- loopige handelingen uit, dus ook die, welke meer tot voorbereiding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 230