225 „Geen bevel of voorschrift, van welk departement ook, vermag daarin „eenige verandering te brengen. Dit is de wil der wet." De duidelijke wil van den wetgever wordt hier gehaald uit de 13 eerste artikelen van de Rechtspleging bij de Landmacht. Er zijn echter nog andere artikelen, die bij de bespreking van dit vraagstuk de aandacht verdienen. Zoo zegt art. 28 R. L. Wanneer de beklaagde gearresteerd is, zal hij ter zelfder tijd onder „verzekerde bewaring worden overgebracht in het provoosthuis enz." Art. 29 R. L. „Indien de beklaagde, voor en aleer het eerste verhoor heeft plaats „gehad, niet mocht gearresteerd zijn en bij hot onderzoek geen redenen „mochten zijn voorgekomen, om denzelven in arrest te stellenzal enz." Art. 160 R. L. „Wanneer de beklaagde een onderofficier of van minderen rang is, zal „hij, in arrest zijndegedurende het onderzoek zijner zaak, in arrest „blijven, enz." Uit deze artikelen volgt even duidelijk, dat een beklaagde, die minder militair is, niet altijd in arrest behoeft te worden genomen, wanneer hij voor den krijgsraad moet terechtstaan, omdat de wetgever zich dien beklaagde herhaaldelijk voorstelt als niet in arrest zijnde. De advocaat-fiskaal voor de Land- en Zeemacht is eveneens deze meening toegedaan, ten minste bij circulaire van 25 April 1889 werden de auditeurs-militair uitgenoodigd, om, wanneer dit bij ge ringe misdrijven zonder gevaar voor ontvluchting kan geschieden, steeds de in vrijheidstelling van den beklaagde te verzoeken aan officieren-commissarissen en aan den krijgsraad. Bij Alg. Order 1890 N°. 7 werd nader toegelicht, dat de beklaagden slechts op vrije voe ten kunnen blijven, wanneer het geldt Vergrijpen tegen de bepalingen van bet gemeene recht, waarop geringe straffen zijn gesteld, of die van lichten aard zijn en niet een onteerend karakter dragen, altijd ingeval het strafregister van den beklaagde niet ongunstig is. Wauneer men zelf leeraart, dat de wetgever van 1814 overtuigd was in groote haast te hebben gewerkt, dan is het gewaagd uit enkele artikelen een duidelijken wil van dien wetgever af te leiden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 236