12 laten. Welwillend werden zij ontvangen en namen plaats op de hun aangewezen zitplaatsen, waarna bier in overvloed werd rondgediend. Nadat op de aangegeven wijze de Boeren geheel weerloos gemaakt waren en het onderhoud met Dingan eenige oogenblikken had ge duurd, riep deze plotseling uit„Grijpt aan", waarop de Zulu's dade lijk de Boeren te lijf gingen. DeEngelsche tolk sprong op, roepende: „Het is met ons gedaan" en wilde het woord tot den koning richten. Deze wenkte echter met de hand, herhaaldelijk zeggend: „Doodt de toovenaars"de tolk trok daarop zijn mes en doodde twee aanvallers, voor men zich van hem kon meester makenook een der anderen kon nog een aanvaller neerstooten, maar overigens waren allen gegrepen, voordat zij zich te weer konden stellen. Zij werden gevoerd naar een heuvel, waar gewoonlijk doodvonnissen werden voltrokken, en daar sloeg men hen een voor een de herseupan in. Retief moest die slachting aanzien en werd het laatst geëxecuteerd. De bedienden, die de paarden voor de reis gereed hadden gemaakt, werden omsingeld en eveneens doodgeslagen. Bij dezen afachuwelijken en verraderlijken aanslag werden in het geheel zes en zestig Europeanen en ongeveer dertig Hottentotten in koelen bloede vermoord. Terwijl dat alles voorviel bevond zich de zendeling Owen met vrouw en dochter benevens eene vrouw met drie kinderen, die hem naar Zululand hadden vergezeld, in zijne woning, niet anders denkende, dan dat ook zij het lot der slachtoffers zouden deelen, maar Dingan deed hem weten, dat de Boeren gedood waren, omdat zij toove naars waren en hij voor zich en de zijnen niets te vreezen had; na het gebeurde meende hij daarop echter niet meer te mogen rekenen en vertrok hij na eenige dagen naar Natal, om niet terug te Leereu, voorzichtigheidshalve het grootste gedeelte zijner bezittingen in handen van den verraderlijken Zuluvorst achterlatende; ook de andere elders gevestigde zendelingen volgden zijn voorbeeld. (1) (1) Van verschillende en ook van Engelsche zijde is indertijd en wordt nog steeds heweerd dat Dingan door Engelschen is aangezet tot het plegen van deze afschuwelijke moordpartij, maar hoewel tegen een hunner eene bezwarende getuigenis is ingebracht, is uit een onpartijdig onderzoek gebleken, dat die bewering genoegzamen grond mist. Ook het latere gedrag der Engelschen van Port Natal pleit tegen de uitgesproken vermoedens.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 23