236
seinen, dan worden eenvoudig de lantaarns opgehangen aan de schijven,
die dus de bewegingen medemaken.
In elk ophaaltouw t bevinden zich 3 lussen of ringen; hangen
de touwen alle vier met de middelste lussen in de pennen r van
het kapstokje pdan moeten alle schijven in ééne rij op dezelfde
hoogte hangen. Deze middenstand wordt de ruststand genoemdin
dezen stand blijven de schijven hangen, wanneer niet geseind wordt.
De bovenste en benedenste lussen zijn zoodanig aangebracht, dat
alle schijven onderling even ver kuunen rijzen en ook gelijkelijk ver
kunnen dalen; de daling moet liefst evenveel bedragen als de rijzing,
hoewel dit laatste niet absoluut noodig is.
De paal staat met zijn ondereinde in een vierkanten houten koker
2?, op den bodem waarvau men een gladden ronden steen legt, waarop
de paal, die ter lengte van den koker rond afgewerkt is, gemakkelijk
kan draaien; dit omdraaien geschiedt door middel vau een door den
paal geslagen houten of ijzeren pen v De naden van den koker worden
zoo goed mogelijk gedicht, opdat de paal niet te spoedig rotte; om
te beletten dat er regenwater inloopt, laat men den koker ongeveer
20 cM boven den grond uitsteken en brengt men om den paal een
ijzeren of blikken kapje w aan.
Tegen deu paal worden houten of bamboezen klossen gespijkerd of
gebonden, om in den paal te kunnen klimmen en als de touwen in
de katrollen onklaar raken, daaraan de noodige herstellingen te doen.
Desgevorderd kan de seinpaal ook dienen als vlaggestok.
De schijven behooren aan de eene zijde wit (licht) en aan de an
dere zijde zwart (donker) gekleurd te zijn, om naar gelang van den
achtergrond de eene of de andere kleur te kunnen vertoonen, door
den paal om te draaien.
"Wordt de paal niet draaibaar gemaakt, dan moet men een dubbel
stel schijven gebruiken, van verschillende kleur. Een stel blijft ten
allen tijde tusschen de geleidraden hangen; het andere wordt, als
het gebruikt moet worden, met haakjes voor tegen het vaste stel ge
hangen of wel daartegen aan vastgebonden,
Bestaat er gevaar voor zwiepen, dan kan men den paal zooveel
noodig tuien.
De grootte der schijven (lichtsterkte der lantaarns) alsmede de