13
Nog den dag van den moord toog een leger van ongeveer 10000
Zulu's op weg naar Natal met het doel ook de daar achtergebleven
emigranten, die zich intusschen op verschillende plaatsen hadden neer
gezet, onschadelijk te maken. Zeer velen van deze werden den
17en Februari overvallen en vermoord, voordat zij wisten dat hun
gevaar dreigde en niemand zou dit lot ontgaan zijn, waren niet een
twee- of drietal jongelingen de eerste slachting ontkomen om de niets
kwaads vermoedenden van het dreigend onheil te verwittigen. Aan
vereeniging van de verschillende gedeelten was toen niet meer te
denken, zoodat er niets anders te doen was dan op de plaats waar
men zich bevond zich in staat van tegenweer te stellen, door van de
beschikbare wagens een gesloten kring te maken en daarbinnen alles
te vereenigen. Ternauwernood had men den tijd gehad om dezen
eenvoudigen verdedigingsmaatregel te nemen, of de Zulu's kwamen
ten aanval opzetten; niettegenstaande de hardnekkigheid van hunne
telkens herhaalde aanvallen en de groote verliezen daarbij geleden
gelukte het hun echter nergens de aldus gevormde wagenburchten
(in Zuid-Afrika sedert dien tijd laagers genoemd) binnen te dringen;
op ééne plaats herhaalden zij hunne aanvallen een geheelen dag
door, zoodat de munitie der verdedigers bijna geheel was opgebruikt,
toen een gelukkig schot uit een drieponder een gat in de aanvallende
massa ploegde en een groot aantal vijanden ter aarde strekte, wat
zoo'n indruk maakte, dat overhaast tot den aftocht werd besloten.
Ook de vrouwen hadden aan de verdediging wakker deelgenomen,
door voor het laden der geweren te zorgen.
Intusschen was alles buiten de laagers vernield, verbrand, mee
gevoerd of gedood; in het geheel verloren op die wijze 41 mannen,
56 vrouwen, 185 kinderen en 250 Inlandsche bedienden en volge
lingen het leven. (1)
Onder degenen, die aan de algemeene slachting ontkomen waren,
bevonden er zich enkelen, die het plan opperden om Natal zoo
spoedig mogelijk te verlaten, doch de meerderheid en vooral de
vrouwen kwamen heftig daartegen op; de laatsten verklaarden, zoo
lang hunne bloedverwanten en betrekkingen niet gewroken waren,
(1) De plaats, waar de meeste slachtoffers vielen, heet thans nog ter herinnering
aan die dagen: Weenen.