- 255 v4000 '/a vo 200 M. per seconde. Tegen een cavalerie-front, hoog 2,7 M. vurende op 1000, 1500 en 2000 M kunnen te velde na het inschieten verwacht worden resp.: 80°/o, 750/o en 55°/0 treffers; tegen een infanterie-front, hoog 1,8 M., resp. 78°/oï 63°/0 en 40°/0 treffers. De baan is op die drie afstanden voor infanterie bestrijkend over 40, 28 en 15 M. Beneden 300 M. vurende, blijft de baan beneden 1,8 M. hoogte. Niet-springende granaten eischen voor 50°/0 treffers op 1000 M een doel, breed 0,33 M., hoog 0,59 M. 1500 M 1,09 0,68 M. 2000 M 0,75 0,97 M. 3150 M 3,89 lang 17,7 M. Met onze springgranaten, vurende tegen een eskadron van 150 paarden in pelotonscolonne, verkreeg Krupp per schot 78 treffers Te velde kan volgens De Vlaming voor ingeschoten artillerie gerekend worden op 80°/0 der vredesuitkomsten. b. De Granaatkartets. De tophoek is kleiner (15 a 20°) dan van de granaat: 1°. Omdat de volle snelheid van het projectiel behouden blijft (het projectiel maakt geen aanslag). 2°. Wegens de kleine springlading. De spreiding der kogeltjes en scherven bedraagt 1/4 a 1/3 van het interval (bij granaten 1 a 2 maal idem). De bovenste kogels beschrijven een rasante kogelbaan, de onderste vallen onder 10° a 20° in. De onderste zijn dus zeer geschikt tegen gedekte doelen hun invalshoek is de helft grooter dan de invalshoek van de granaatkartets zelve. De bovenste kogels zijn het werkzaamst tegen ongedekte verticale doelen. De baan moet op het midden van het doel gericht zijn. Bij 50 M. (normaal) interval vallen de uiterste springpunten op 200 en 100 M.want LS50 75 M. Zelfs bij 100 M. interval en eene zijdelingsche afwijking de helft van den afstand der vijandelijke stukken onderling, bestaat uitwerking. Idem bij 50 M. interval en 5 M. afwijking.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 268