262 Alvorens van de ongedekte doelen tot de gedekte over te gaan, laten wij hier eerst volgen, wat de Duitsche sehietregels bepalen omtrent vuren ouder omstandigheden, die de waarneming bemoeilijken. In zoodanige gevallen luidt het voorschrift: Weite Gabel und lagenweises Vor- und Zuriiekgchen! m. a. w.: „Bepaal alleen de wijde grensverdeel daar- tussehen het vuur sectiesgewijze in de lengte." Reeds in 1882 (zie Archiv für die Offiziere des Deutschen Reichsheeros, 1882, blz. 327) beval Rohne zulk eene vuurverdeelirig aandrie sectiën kunnen op die wijze door opklimming met 100 M. opzethoogte en tempeering een terreinstrook van 500 M. onveilig maken (1). Ten aanzien van het vuren tegen gedekte doelen bestaan enkele misvattingen, waaraan de gebrekkige terminologie schuld is. De Duitsche sehietregels behandelen slechts het schieten tegen „verdeckte" doelen, die van de batterij uit over opzet en vizierkorrel niet te zien zijn. Yan vuren tegen „gedeckte" doelen, d. w. z. tegen de zoo danige, die wegens te kleinen invalshoek, niet getroffen kunnen worden, wordt in 't geheel niet gesproken, omdat tegen zulke doelen de kogels en scherven van de projectielen der veldartillerie geene uitwerking opleveren. (Zie Schw. Zeitschrift für Artillerie u Genie 1890.) Dat de veldartillerie in 't algemeen tenzij zjj, zooals de Spaansche, de Russische en thans ook de Duitsche over krachtige mortieren be schikt tegen de gebruikelijke veldversterkingen in gewone geval len weinig of geene uitwerking verwachten kan, is door Yon Neumann, Rohne, (2) Holzner (3) en Von Sauer overtuigend aangetoond. Alleen een zeer gunstige domineerende opstelling voor granaatvuur of een goed gevoed enfileerend of écharpeerend G.K T.-vuur kan tant soit peu in dit euvel voorzien. (1) Zie in onzen Leidraad voor liet schieten te velde pag. 12 regels 3 tot 7, waar eveneens oen terreinstrookniet rechtstreeks liet doelonder vuur wordt gehouden. (2) Archiv, 1887. (3) „Het uitgebreid gebruik, dat zelfs in den zuiveren veldoorlog van dekkingen, wordt gemaakt, en de liooge waarde, die er aan toegekend moet worden, behoeven voor dengene, die dit uit eigene ervaring zoowel als uit de krijgsgeschiedenis weet geene nadere toelichting. Onloochenbaar is het, dat tegenwoordig elk troepengodoelte te velde zich overal, zelfs in de kortste spanne tijds, zoodanig kan versterken, dat al do vuurkracht van do tegonpartij aan de vernieling dier dekking wordt verbruikt, zondor dat de levende verdedigingskracht zelve slechts merkbaar lijdt".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 275