266
In de verhouding van den Europeeschen soldaat tot de burger
maatschappij in Indië, heeft echter de tijd geene wijziging vermogen
te brengen; hij is nog steeds uitgestooten uit de samenleving zijner
landgenooten, uitgestooten ook uit de maatschappij der inboorlingen
en hij zal dit wel ten allen tijde blijven als gevolg van de sociale toe
standen in deze gewesten, waar een Europeesche middenstand een
ongekend iets is, terwijl het verschil in zeden en gewoonten tusschen
het overheerschende en het inheemsche ras een te groote hinderpaal
daarstelt om nauwe aansluiting mogelijk te achten.
Doch waar het geldt den soldaat vermaken, uitspanning, ver
strooiing en nuttige bezigheid voor den geest te verschaffen, daar is
men in de laatste jaren ontegenzeglijk een reuzenschrede vooruit
gegaan en wijl ook steeds de aandacht hierop gevestigd blijft, is
het laatste woord ten deze bij lange na nog niet gesproken. Het
is hoofdzakelijk de instelling van onze cantines, die aan het beoogde
doel bevorderlijk is geweest, en ofschoon verre van vlekkeloos, is
toch het nut, dat die inrichtingen afwerpen kunnen bij goede zorg
en rich tig beheer, zoo algemeen erkend, dat de oprichting van can
tines thans is voorgeschreven voor alle garnizoenen, die eene sterkte
hebben van meer dan 40 man, onverschillig van welken landaard.
Hoe onze cantines eene geschikte gelegenheid daarstellen tot ge
zellig samenzijn; hoe men er steeds op uit is om door het voort
durend aankoopen van geschikte lectuur ook telkenmale nieuw voed
sel te verschaffen voor den geest der bezoekers; hoe de baten, die
de cantines afwerpen, opnieuw worden aangewend ten voordeele
van den soldaat, dat alles en nog zooveel meer dat het goede van
die inrichtingen in het licht stelt, is genoegzaam bekend, evenals
het feit dat de groote winsten door de cantines gemaakt, hoofdzake
lijk worden verkregenjammer in zekeren zin dat zulks moet wor
den getuigd uit het groote jeneverdebiet.
Het was de legercommandant van 1875 1879, die, door de uit
zending te verzoeken van in Nederland gebrouwen bier, eene poging*
meende te moeten aanwenden om het jeneververbruik te verminderen
en de opvolgende legerbesturen zijn op den ingeslagen weg voort
gegaan. Volgens het Koloniaal Verslag van 1890 wordt thans over
wogen, of niet eene voorziening zou kunnen worden getroffen in het