268
en waardoor in het algemeen meerdere waarborgen voor goed gedrag
worden verkregen.
Hoe het met dat voorstel gegaan is, weet ik niet en evenmin zou
ik kunnen zeggen, wanneer die zucht om iets op zijde te leggen zich
meer merkbaar bij onze soldaten is gaan openbaren, doch zooveel is
zeker, dat in het jaar 1888 het aantal deelhebbers in het militair spaar
fonds 3722 bedroeg en hun gezamenlijk te goed f 242.923,13.
Zeker wel een bewijs te meer voor hetgeen ik voren reeds opmerkte om
trent het betere gehalte der minderen bij vroeger vergeleken. Dat
men ook opgehouden heeft den mindere te beschouwen als een paria,
mag wel worden opgemaakt uit het feit, dat men tegenwoordig in
het Koloniaal Yerslag een afzonderlijk hoofdstuk vindt gewijd aan de
maatregelen en instellingen in het belang van het zedelijk en stoffelijk
welzijn van den soldaat.
Aan belangstelling in het lot van den Europeeschen mindere in ons
leger heeft het dan ook in de laatste jaren geenszins ontbroken. Was
in 1853 de meening dat die mindere te veel zakgeld kreeg en daar
door meer dan voor hem goed was aan sterken drank kon besteden,
de voornaamste drijfveer voor de bovenvermelde aansporing tot
sparen, in de vijftien laatste jaren hebben wij tweemaal soldijverhooging
voor het kader mogen beleven, de laatste keer nadat daartoe de
drang was uitgegaan van 's lands vertegenwoordiging, waar het kamerlid
Reuther de vraag had geopperd, of het kader hier te lande, verge
leken bij de inkomsten der graadgenooten bij het Nederlandsche Leger,
wel voldoende werd bezoldigd.
Wanneer men de diensten, die ons kader en onze minderen prae-
steeren, vergelijkt met die, welke door hunne kameraden in het moe
derland worden bewezen, ja dan zou men geneigd zijn te beweren
dat zij nog maar schaars beloond zouden zijn, zoo zij het drievoud
ontvingen van de bezoldiging der laatstbedoelden, en wie onzer zou,
zoo de omstandigheden in Indië anders waren, hun eene zoodanige
vermeerdering van inkomsten niet gaarne gunnen
Zoo de omstandigheden in Indië anders waren; en inderdaad,
wanneer men toch rekening houdt met het in den aanvang van deze
regelen gereleveerde feit, dat den mindere in ons leger de omgang
ontbreekt met de burgermaatschappij, die voor zijne kameraden bij