274 Art. 19. Het lidmaatschap houdt op: bij verlies van een paard, als in artikel 2 bedoeld, en bij opzegging van het lidmaatschap, en wel op den datum van de schriftelijke kennisgave aan het Bestuur. Art. 20. Gaat een lid over in eene betrekking, waarin hij niet gerechtigd is tot het houden van dienstpaarden, dan kan hij voor het eenmaal inge schreven paard lid blijven. D. De uitkeering. Art. 21. Bij verlies van een paard, in de gevallen in art. 2 bedoeld, wordt eene uitkeering gedaan van f 250.of zooveel minder als in verband met de door de leden bij te dragen maximumsom (art. 27) geïnd kan worden. Art. 22. Bij verlies van een paard, in een der gevallen in art. 2 bedoeld, geeft de eigenaar kennis aan het Bestuur met overlegging van eene schriftelijke verklaring van den militairen paardenarts, dan wel van twee leden der Yereeniging of zoo deze ter plaatse niet aanwezig zijn van liemzelven-vermeldende de ziekte, waaraan het paard is gestorven, of de reden, waarom het is afgemaakt moeten worden. Art. 23. Is do kennisgeving, in het vorige artikel bedoeld, door het Bestuur ontvangen, dan geeft dit den leden kennis van de door hen te betalen bijdrage. Deze bijdrage moet aan het Bestuur worden overgemaakt vóór of op den laatsten der maand, volgende op die, waarin het lid de kennisgeving ontvangt. Art. 24. Komen er meerdere paarden in ééne maand te sterven, dan hebben de uitkeeringen in volgorde der verliezen plaats, zoodanig dat de bij drage van elk lid niet meer dan éénmaal 's maands gevorderd wordt. Art. 25. Geen lid kan de uitkeering vorderen, alvorens de bijdragen van alle leden geïnd zijn. Het Bestuur kan echter de uitkeering bij gedeelten doen, wanneer er met het overmaken der bijdragen van leden buiten Batavia te veel tijd verloopt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 287