17
Geleerd door de vroeger opgedane ondervinding, hadden de Boeren
een groot aantal wagena en eenige kanonnen medegenomen, om zich
gemakkelijker te kunnen verdedigen; de marsch werd zeer langzaam
en met groote voorzorgen verricht, en 's nachts werd steeds met de
meegenomen voertuigen een gemakkelijk verdedigbaar laager gevormd;
nauwelijks was dit geschied, of allen gaven zich geruimen tijd over
aan het uitstorten van gebeden en het zingen van psalmen en gods
dienstige liederen.
Gedurende den marsch naar de verblijfplaats van den Zulu-vorst
waren eenige Zulu's gevangen genomen, die teruggezonden waren met
de mededeeling, dat de Boeren bereid waren tot het aanknoopen van
vredesonderhandelingen bij uitlevering van alle hun ontroofde eigen
dommen.
Dingan's antwoord daarop kwam in den vorm van een leger van
tien of twaalf duizend man, dat het. Boerenkamp in den vroegen
morgen van den 16en December 1838 aanviel; dit bevond zich aan
den oever eener rivier met diep ingesneden bedding, waardoor het
aan die zijde volkomen veilig was; aan een anderen kant was het ook
vrij goed beschermd door een thans droog zijriviertje met een bedding
van ruim 4 M. diep. De aanval richtte zich dus voornamelijk
tegen de twee onbeschermde kanten en hier herhaalden de Zulu's
twee uren lang hunne onstuimige aanvallen, die echter telkens met
kolossale verliezen werden afgeslagen; ten slotte deed de comman
dant met eene afdeeling beredenen een uitval, waardoor de aanvallers
tusschen twee vuren werden gebracht en nu met overhaasting de
wijk moesten nemeneen vijfhonderdtal vijanden, die in de beddingen
der rivier en van het zijriviertje terechtgekomen waren, werden allen
doodgeschoten.
Bij dezen strijd hadden de Boeren slechts drie lichtgewonden, terwijl
de lijken van meer dan 3000 Zulu's in de onmiddellijke nabijheid
van het kamp lagendoor het bloed van de talrijke slachtoffers was
zelfs het rivierwater verkleurd, eene omstandigheid waaraan sedert
dien tijd die stroom den naam van Bloedrivier te danken heeft.
Den volgenden dag marcheerde de colonne verder en bereikte zij
den 21en de hoofdplaats, die door Dingan verlaten en in brand ge
stoken was. Op den executieheuvel buiten de plaats werden de
Dl. I, 1891. 2