280 Decoratiëneereteehenenens. Ziet men niet dikwijls deze onderscheidingsteekenen, zoowol door of ficieren als minderen op verschillende wijze gedragen? Zou het niet wen- sehelijk zijn, dit door ieder soldaat met zooveel trots gedragen metaal zóó te vervaardigen en te doen dragen dat daarin meer uniformiteit be staat dan thans? Daarom zouden wij gaarne zien dat de afmetingen onzer Nederl. or den benevens die der medailles, dienstkruizen en eeretcekenen van allen gelijk waren en evenzoo het lint, waaraan ze gedragen worden, van ge lijke breedte was. Onze Militaire Willemsorde en ÏTederlandsche Leeuw en ook de zilveren en bronzen medaillezoowel die voor Moed en Trouw als die voor lang- durigen dienstook de Atjeh-medaille benevens het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven zijn, wat grootte aangaat, vrij wel aan el kaar gelijk; de gouden medaille evenwel is veel kleiner en ook het diénst- kruis voor officieren is niet zoo groot als de zooeven genoemde onder scheidingsteekenen Alleen 't verschil in grootte misstaat al en wordt dit er niet beter op wanneer men die onderscheidingsteekenen dikwijls zeer onregelmatig ziet hangen aan een lint van zoodanige lengte dat de onderkant dier teekens niet gelijk hangen. Ook de wijze van vasthechten op de jas laat meestal veel te wenschen over; dikwijls ziet men door officieren de teekenen dragen aan een zil veren barret waarvan de haken slechts door een paar, op de jas aange brachte, trensen behoeven te worden gestoken, 't geen de netheid bevordert. Bij mindere militairen evenwel zagen wij meermalen perkament en zelfs blik achter het lint en het geheel slordig op de atilla gehecht; hot is vooral bij inspectiën een punt van veel zorg en hoofdbrekens. Behalve bovengenoemde crden enz. van gelijke grootte, bijv. van die der gouden medaille te wenschen, vragen wij of het niet beter zoude zijn, dat door het legerbestuur aangegeven werd: De volgorde waarin de teekens gedragen moeten worden en de hoogte waarop bijv. den tweeden knoop of oog van sluitingde lengte van het lint en bij officiersdienstkruizen ook welke kleur naar het midden van de borst moet komen; de wijze van vasthechten op den jas, liefst door middel van een barret. Tevens dient nader aangegeven te worden het dragen der schietprij- zen; 189 van het „Sehietvoorschrieft der Infanterie" zegt alleen, dat ze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 293