300 vergissingen plaats hebben, en daarom is de door Schr. ontworpen opzet verre boven den tegenwoordigen te verkiezen, Een groot voordeel van den ontworpen opzet is ook dat de verdeeling in °/00 niet is aangebracht op de stang, ofschoon de fout, welke begaan wordt door in sommige gevallen de correctie naar schatting aan te brengen, zoo'n grooten invloed niet heeft, ja zelfs wordt nagenoeg geen bezwarende invloed uitgeoefend. De schootstafel van 7 cM. A, Veld bijv. geeft aan dat l°/oo opzethoogte de dracht wijzigt van af 27 M. afdalende tot 9 M., nagenoeg met 1 Meter; zoo voor 1300 M. een wijziging van 20 M.; neem nu aan dat de grootste fout welke door het onnauw keurig stellen van den opzet gemaakt wordt */4 verdeeling is, dan is de invloed in verband met de spreiding toch niet groot te noemen. Volkomen juist is de bewering, dat het aanbrengen van een vizier- keep boven het gaatje van den oogdop veel nut zal stichten en in sommige gevallen het richten gemakkelijker zal makenevenwel tracht Schr. deze bewering te staven met verschillende voorbeelden, die niet altijd volkomen waar zijn. Het is voor den Heer Giel een raadsel, op welke wijze bij een opzet zonder vizierkeep een hulprichter, welke 1 a 2 M. achter den oogdop staat, een stuk kan richten; dat dit een raadsel is kan best wezen, maar dat het mogelijk is kan ook zijn; het antwoord is: „Oefening." Er zijn verscheiden kanonniers (niet eens richters 1° kl.) die slag op slag als hulprichter geen grooter fout maken dan hoogstens l°/0Oi Ja sommigen hebben het door veel vuldig oefenen zóó ver gebracht, dat zij, in minder dan geen tijd, zonder fout een stuk in de juiste richting kunnen stellen; ook hier is het: „Oefening baart kunst.Het zg. Richtreglement schrijft zeer ten rechte voor, dat minstens één maal per week het Eur. kader en de geoefende kanonniers speciaal in het richten moeten geoefend worden. Bij de veldbatterij te Ambarawa werd deze bepaling indertijd zeer uitgebreid opgevolgd en met de beste resultaten; ook kwamen op den duur geen verwarringen voor met de voorgeschreven teekens voor het verschuilen yan den staart en wisten nagenoeg alle kanonniers wanneer zij aan het stelrad moesten trekkeyi of duwen. In de gevallen wanneer de hulprichters alléén richten is de tegen woordige opzet niet geheel onbruikbaar; indien de N°'s. 1 en 5 derhalve geoefend zijn, hetgeen voor den richter bepaald noodzakelijk is, zal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 313