812
hoeve van het Departement van Oorlog en een keuring door de
officieren of onderofficieren der week, waar het geldt het benoodigde
voor de troepen.
De vraag is dan ook gewettigd, of die korpsgewijze keuring wel
in overeenstemming is met den geest der leveringsvoorwaarden, de
opvolging waarvan door den aannemer geëischt kan worden, hebbende
hij niets te maken met hetgeen in andere voorschriften met name in
die op den „Inweudigen dienst" en den „Garnizoensdienst" is bepaald.
Er is o. i. wel iets te zeggen voor de opvatting, dat de officieren (kapiteins
en luitenants) van de week van alle korpsen gezamenlijk de levens
middelen keuren en evenals de commissiën van herkeuring bij meer
derheid van stemmen bepalen of het aangebodene al of niet zal
worden geaccepteerd. Op die wijze vervalt natuurlijk de korpsgewijze
keuring, ofschoon de korpsgewijze levering blijft bestaan. Bij de
levering van vleescii en brood behooren op dezelfde wijze de luitenants
van den dag een commissie te vormen en zou c. q. de kapitein van
piket daaraan deel moeten nemen, ofschoon het reglement op den
garnizoensdienst hem slechts het toezicht op de distributie toekent.
De bezwaren van de korpsgewijze keuringen zouden dus uit den
weg zijn te ruimen, ook zonder het tegenwoordige stelsel van keuring
te wijzigen. Of daarmede echter betere waarborgen voor de levering
van goede artikelen verkregen zullen worden, betwijfelen wij. Zoo'n
veelhoofdige commissie kan al even erg dwalen, als een enkel niet
deskundig peisoon. Er is echter nog meer. Ten deze hebben wij
nog rekening te houden met een andere autoriteit. De 5 van art.
17 der leveringsvoorwaarden legt nl. aan den gewestelijken intendant
op plaatsen waar deze niet aanwezig is aan den kwartiermeester en
waar ook deze ontbreekt aan den administrateur van het garnizoen
de verplichting op, zich minstens eenmaal's maands te overtuigen, dat
de leverancier van de verschillende artikelen de noodige hoeveelheden
in voorraad heeft. De evengenoemde autoriteit moet daarbij niet
alleen die voorraden opnemen, maar heeft bovendien het recht de
opgelegde artikelen te keuren en die zoo noodig af te keuren. In
dit geval wordt de leverancier beboet en hem een billijk uitstel ver
leend, minstens echter van vijf dagen, om het afgekeurde door waar