314 Men zal zeggen, dat dergelijke bepalingen alleen gericht zijn tegen nalatige leveranciers en zij zich daartegen kunnen wapenen, door hunne verplichtingen stipt na te komen. Met uw verlof, alles goed en wel, maar wie bepaalt of de leverancier nalatig is? En juist daarin ligt de hoofdzaak der quaestie. Maar nog een andere bevoegdheid is aan de hoogerbedoelde autoriteit of autoriteiten gegeven, nl. die om toezicht te houden op de broodbak- kerij van den aannemer en hem te beboeten (1 per mille van de geraamde aannemingssom per jaar met een minimum van f 2), indien blijkt, dat die inrichting niet in zindelijken staat verkeert of het brood niet naar behooren en niet uit goede grondstof wordt bereid. En in dit laatste geval bedraagt de boete het dubbele doch met een mini mum van f 25 telkens wanneer bevonden wordt, dat voor het te bereiden brood meel gebezigd wordt, dat vervalscht is met ofwel geheel bestaat uit voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen. Wat aangaat het toezicht op de zindelijkheid der pakhuizen en slachterijen van den aannemer, dit is trouwens niet zeer conse quent aan den plaatselijken of plaatselijk militairen commandant overgelaten met dezelfde bevoegdheden overigens, om den aannemer in geval van verzuim te beboeten. Wij hebben hier dus wederom te doen met een aan een lands dienaar tegenover den aannemer toegekende arbitraire macht van enorme uitgestrektheid, want ook in deze is voor den aannemer in geval van beboeting geen hooger beroep mogelijk. De vraag of het toezicht hetzij van den intendant, hetzij van den kwartiermeester (soms een onderofficier), hetzij van den administrateur speciaal op de broodbereiding wel vruchtdragende resultaten kan hebben, willen wij hier onbesproken laten. Zooeven namen wij bij de quaestie van het toezicht op de voor raden alleen in beschouwing het geval van afkeuring van een deel of van het geheel dier voorraden, thans rest ons nog te wijzen op hetgeen gebeuren kan, indien hetzij de intendant, hetzij de kwartier meester, hetzij de administrateur de door den aannemer opgelegde voorraden van goede hoedanigheid verklaart. Men zou meenen dat daardoor dan ook voor den leverancier eenige zekerheid ontstaan is,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 327