320
aan het gronddenkbeeld: eenheid bij de tenuitvoerlegging van het
contract. In verband hiermede zou het dan ook wenschelijk zijn, den
werkkring en de samenstelling der garnizoens-voedingcommissiën enz.
met te omschrijven in de algemeene voorwaarden, maar daarvoor bij
elk contract in de bijzondere voorwaarden het noodige te bedingen.
Bezwaar kan dit niet hebben, daar alle contracten gesloten worden
op voorwaarden, die vooraf bij het Departement van Oorlog zijn
onderzocht en dat Departement dus kan zorgen voor rationeele" naai
de omstandigheden geregelde voorwaarden.
Nog een bezwaar willen wij hier even aanstippen, nl. dat voor
sommige troepenofficieren de dienst belangrijk verzwaard wordt.
oegegoven, maar zou 't niet mogelijk zijn hen daarentegen van
enkele andere diensten vrij te stellen en die op te dragen aan de
overige officieren, die alsdan geheel vrij zijn van eenige bemoeienis
met de fourageeringsdiensten Het is hier slechts een quaestie van
verdeehng van arbeid. En wat de administratie-officieren aangaat
voor sommigen hunner kan de vermeerdering hunner dienstverrichtingen
belemmerend inwerken op de behoorlijke vervulling der hun thans
reeds opgedragen functiën. Dezulken kunnen echter worden vrij
gesteld van eenig aandeel in de voedingsaangelegenheid. De gewes
telijke intendant kan het best de redenen van vrijstelling beoordeelen
vandaar dat wij voorstelden, de administratie-officieren als leden'
der commissiën te doen aanwijzen c. q. op voordracht van den intendant
Op die wijze wordt aan hen, de administratie-officieren, nl. de ge
legenheid gegeven zich gaandeweg te bekwamen voor een der be
langrijkste onderwerpen van zorg van den intendance-dienst.
Bij de tegenwoordige toestanden ontbreekt hun, tenzij zij als ad
ministrateur van een hospitaal fuogeeren, teu eenemale de gelegenheid
zich in de aangeduide richting te ontwikkelen en is het mogel.jk
dat zulk een officier, eenmaal intendant geworden, plotseling gesteld
wor t voor een taak welke hem te zwaar is. Hij moet dan allerlei
en belangrijke hoeveelheden levensmiddelen keuren, zonder te voren
in de gelegenheid te zijn geweest, zich daarvoor te bekwamen.
Door boekenstudie alleen kan men er niet komen, handleidingen
oe practisch ook, zijn geheel onvoldoende, van anderen kan men
wel iets, maar niet alles leeren, doch de vorming tot goed keurmeester