336 t. S. maakt slechts vau enkele gewag, terwijl op de marinekaart slechts de naam van G. Rindjani voorkomt. Een blik op die kaarten schenkt echter de overtuiging, dal de N.- kust van Lombok door een geheel onbekende, zeer moeielijke, ja men kan wel zeggen voor geregelde troepen onbegaanbare bergketen van de straks te bespreken vallei is afgesloten. Uit geen der twee kaarten is het bestaan van den lagen en breeden doortocht tusschen den G. Poenikan en den G. Rindjani op te maken, van een daar doorheen leidenden weg schijnt in 't geheel geen sprake te zijn. De bergketen in de N. helft van Lombok is geheel vulkanisch. In het Z. gedeelte van dat eiland wordt een tweede reeks bergen aangetroffen, die, bij de Zuidwestlijkste punt (TX Bangko-Bangko) beginnende, zich langs de kust uitstrekt en bij TX Ringgit in 't Z. O. eindigt. De bergen van deze keten verheffen zich nergens meer dan 1000 voet en zijn niet vulkanisch. Niettemin vormen zij een afscheiding tusschen de Z.-kust en het midden van Lombok, die te moeielijker zal te overschrijden zijn, omdat, althans volgens de kaarten en de over het eiland handelende boeken, in dat gedeelte geen gebaande wegeu worden aangetroffen. De omstandigheid, dat alle bergen van Lombok tot op een aan zienlijke hoogte met dichte bosschen zijn begroeid, is een reden te meer, om ze als ongeschikt voor troepenbewegingen te beschouwen. Hoewel van ondergeschikt belang, zoo meen ik hierbij nog te moeten aanteekenen, dat, behalve de vier, als begin- en eindpunten van de twee evenwijdige bergketens, reeds genoemde kapen, TX Ka- rang op de W.-kust en TX Segara, ÏX Laboear Hadji en TX Pidjoe op de O.-kust nog vermelding verdienen. Tusschen de twee van het W. naar het O. loopende bergreeksen ligt een vallei, die, het eiland in zijn geheele lengte doorsnijdende, zooals later blijken zal, uit een militair oogpunt van bijzonder be lang is. De bedoelde vallei wordt echter in 't midden nog afgebroken door een, ongeveer van het N. naar het Z. loopende rij heuvelen, die zich, volgens verschillende schrijvers, zelden boven de 100 voet verheffen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 349