BESCHOUWINGEN OYER LEEKEN-IDEEËN OYER MILITAIR RECHT (1° Afl. Ind. Milit. Tijdsch., jaarg. 1891.) Toen het stuk, bovenstaanden titel voerende, mij onder de oogen kwam, was mijn eerste werk het aandachtig door te lezen. Yol goeden moed ging ik aan het werk en dacht eens eene populaire verhandeling te zullen lezen over militair recht. Geheel ging ik mede met de beschouwing van den schrijver, dat de officieren dit over het algemeen noodig hebben, en ik had achting voor dengene, die zijn vrijen tijd er aan opofferde om ons, andere officieren, eens voor te lichten. De bovenvermelde reden rechtvaardigde, geloof ik, volkomen eene behandeling van militair-rechterlijke vraagstukken; het afbreken van het onderwijs in het militair recht aan de inrichtingen van militair onder wijs in het algemeen en van dat aan de Militaire School te Mr. Cornelis in het bijzonder, is dus hier overbodig. Bovendien geloof ik dat eene dusdanige oppervlakkige behandeling van een zoo gewichtig onderwerp, in verband met de minder aangename conclusiën, kwaad bloed zet. Daarenboven vereischt een en ander eene grondige bekend heid met den gang van het onderwijs aan alle die inrichtingen, en al dadelijk, sprekende over het onderwijs in het militair recht in Nederland, toont de schrijver- dit niet te zijn. Hij schrijft nl. „dat bij het verschil in wetgeving voor Nederland en Nederlandsch-Indië de stof te uitgebreid wordt en, zooals te begrijpen is, komt dat niet ten goede van de Nederlandseh-Indische jurisprudentie." Het schijnt den schrijver dan bijv. onbekend te zijn, dat aan de Konink lijke Militaire Academie te Breda aan de cadetten van de Indische wapens slechts onderwijs wordt gegeven in de Indische strafwet geving. Het boek van den kapitein Koolemans Beijnen is daar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 358