347 geene insubordinatie door woorden aanwezig was, en zegt boven vermelde plaatselijk militaire commandant toch voor den krijgsraad, dan is het toch duidelijk, dat de miliiaire commandant en niet de geraadpleegde handleiding de schuld draagt. Zeker er zijn fouten in de Handleiding van den kapitein K. B., bijv. waar hij op blz. 41 de onttrekking van drukpersdelicten aan den militairen rechter on„ wettig noemt, deze opinie grondende op art. 1 van het reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch- Indië, bepalende, dat de rechterlijke macht, voor zoover die aan de verschillende rechlbauken is opgedragen, wordt uitgeoefend, onver minderd de rechtsmacht aan den militairen rechter toegekend. Ge noemd art. 1 staat toch met deze quaestie in geen verband. De behandeling van drukpersdelicten voor den burgerlijken rechter berust op art. 31 van het drukpersreglement van 8 April 1856 (Indisch staatsblad N°. 74) op grond der bepaling, dat alle overtredingen der voorschriften van dit reglement worden berecht door de Raden van Justitie. Het bovenstaande diene als bewijs voor mijne bewering, dat er fouten zijn. Thans worden twee bladzijden gewijd aan het onderwijs in het militair recht aan de Militaire School te Mr. Cornelis. Het is naar mijne bescheiden meening eene eigenaardige opvatting, dat aan ge noemde inrichting de instructeur achterstaat bij den officier van politie, omdat (let wel) de fouten van den laatste eerder ontdekt kun nen worden dan die van den eerste. Ik vermoed dat, als de toe stand werkelijk zoo is, er betere en krachtiger argumenten voor bestaan. Als het aangehaalde met den Europeeschen fuselier te Eort de Koek als bewijs moet dienen voor het feit, dat men, als gevolg van het niet naar de letter en met alle gestrengheid toepassen der wet, als officier weinig macht over een zoodanig sujet had, dan is dit ook zeer zwak te noemen. Naar mijne meening schermde die fuselier met hooge woorden en was hij verregaand brutaal en oneerbiedig. Daarvoor kan hij disciplinair gestraft worden. Indien hij werkelijk zijne woorden gestand wilde doen, dan wachtte hem de gevangenis toch zeer spoedig. Hij wilde toch geen enkelen dienst meer doen, Dl. I, 1891. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 360