348
dus ook geene gewapende diensten en daarvoor zou hij voor dienst
weigering gestraft worden. Brutale menschen zullen er, geloof ik, wel
altijd zijo, ook met de gestrengste wet en de consequente toepassing
daarvan.
Het is mij onduidelijk, waarom een leeraar in het recht zijnen leer
lingen niet zou kunnen mededeelen, dat in eene of andere quaestie
de jurisprudentie niet vast is. Geeft daarbij de leeraar eene rechts
kundige beschouwing, in casu over art. 95, dan kan m. i. de aan
staande officier volkomen voor zijne taak in dit opzicht berekend
zijn, De conclusie is weer sterk: „Waar het onderwijs in cardinale
punten van zulke toevalligheden afhangt, kan men het niet goed
noemen." De schrijver heeft dan, zoo men wil, één cardinaal punt
opgenoemd. Hij maakt er dadelijk meervoud van. Ik vind dan
ook weer deze meening vrij onvoldoede gemotiveerd.
Nu wprdt weer ongeveer eene bladzijde gewijd aan leeken-ideeën over
het onderwijs aan de Militaire School te Mr. Cornelis. De conclusie aan
het slot is weer niet zeer logisch getrokken. De schrijver zegt„Dat
eene ernstige bespreking (van militair rechterlijke onderwerpen)
met officieren van de militaire school niet overbodig mag genoemd wor
den," en verder: „Dat ook het legerbestuur deze meening is toege
daan, blijkt uit de missive, ik vermeen van 1885, waarbij de korps
commandanten werd opgedragen met hunne officieren te behandelen
verschillende punten van het militaire en algemeene recht." Het
legerbestuur vindt dus die bespreking noodig met alle officieren, dus
niet speciaal met die van de militaire school afkomstig, zooals men
uit schrijvers betoog zou meenen te mogen opmaken.
De ondervinding door den schrijver omtrent de behandeling van
de aanbevolen onderwerpen uit het militaire en gemeene recht is
zeker niet bemoedigend, maar die conclusie! Als terugslag van het
feit dat: 1°. een korpscommandant die onderwerpen op eene vervelende
wijze behandelde; 2°. dat een auditeur-militair geen kans zag die
onderwerpen in eene maand tijd behoorlijk uit te werken, moet men
eene gebrekkige rechtskennis bij de officieren in het algemeen waar
nemen. Zulk eene uitspraak in zulk eene gewichtige zaak moet
toch beter gemotiveerd zijn. Dat een poosje later het militair recht
op den achtergrond geschoven werd, kan ik niet vinden. In mijn