361
deze causerie is, om de bij de militaire verkenningen geplaatste
officieren en minderen voor een oogenblik te ontrukken aan de
vergetelheid waarin zij, vreemd genoeg, in het Indische leger zijn
verzonken, om te trachten de ergerlijke onverschilligheid weg te nemen,
waarmede aan hun leven en streven, aan hun moeitevollen, dikwijls
gevaarlijken werkkring en aan hun vreugdeloos bestaan gedacht of,
liever gezegd, niet gedacht wordt.
Want waarlijk, lezers, zoo voor de richtige vervulling van één
dienst karakter, volharding en opgewektheid vereischt worden, dan is
het voor den topographischen dienst, van welken alle leden, zij mogen
dan hoog of laag van positie zijn, dikwijls voor toestanden geplaatst
worden, waarbij zij al hun wilskracht behoeven, om den moed niet
te laten zakken.
Laat ik, om het vorenstaande aan te toonen, mijne aandacht in de
eerste plaats een oogenblik bepalen tot den werkkring van den ge
wonen opnemer, een man, die door zijn standplaats in de militaire
maatschappij ongemerkt blijft en toch in letterlijken zin in 't zweet
zijns aanschijns reeds zulke gewichtige diensten bewijst.
Die eenvoudige man krijgt als werk het opmeten van een hem
aangewezen veelhoek en als woonplaats hier of daar een stulpje in
de eene of andere vergeten kampong, waar hij somtijds tientallen
palen van Europeanen is verwijderd.
Het hem opgedragen werk duurt soms een jaar, soms in zeer moeie-
lijke terreinen langer, het wonen in de kampong onttrekt hem aan elke
controle, hem die in een garnizoen van den vroegen morgen tot den
laten avond onder nauwgezet toezicht staat en die nu de sterkte van
zijn beenen in elk opzicht noodig heeft, om de weelde van algeheele
vrijheid te kunnen dragen.
Eens per maand, in verafgelegen, moeielijk te bereiken terreinen,
ook wel eens in de twee of drie maanden, krijgt hij bezoek van zijn
brigadechef, die zijn werk inspecteert, zijn meetboeken en koeliever
antwoordingen nagaat en hem daarna weder geheel en al aan zijn
lot overlaat.
Begrijpt ge, lezers, welk een karakter of de altijd aan strenge
tucht en onophoudelijk, nooit verzwakkend toezicht gewende man
moet hebben, om geheel op eigen beenen staande, zijn dagelijkscb,